Alle berichten van casper

Nieuws/ Zomer 2020

[“[redactie gesloten 7 maart 2020]” schreef ik in mijn lente-nieuwsbrief. Vlak daarna kwam de Corona-crisis….]  

Hoe de Corona-pandemie de traumatische breuklijnen in het Europese herinneringslandschap bloot legt… [deel I]

 De Corona-pandemie legt de traumatische breuklijnen in het Europese herinneringslandschap bloot. Zo leek vooral Duitsland aanvankelijk het best in staat zijn littekens te kunnen bewältigen, terwijl Nederland zich ontpopte als het vrekkige keffertje.

 Maar Europa bevindt zich niet in een vacuüm. De pandemie had in Amerika nog veel dramatischer en verder gaande gevolgen. De ziekte sloeg er extra hard toe, niet in de laatste plaats onder de sterk achtergestelde en gediscrimineerde zwarte en gekleurde bevolkingsgroepen. En toen eenmaal  de vlam  van het zwarte verzet in de pan sloeg, sloeg die ook vrijwel onmiddellijk over naar Europa. Een Europa dat worstelt met de eigen verdrongen koloniale schuld. In Nederland is de verdringing extra navrant en conflictueus – met aan de ene kant het discriminerende stereotype van Zwarte Piet en de ontkenning van het racistische karakter daarvan aan witte kant van aan de andere kant het al jaren groeiende verzet daar tegen. Nederland deelt die problematische koloniale erfenis met andere [vooral West]Europese landen.

 In Midden- en Oost-Europa likken de regionale grootmachten van weleer, Duitsland en Oostenrijk, nog steeds hun in de vorige eeuw opgelopen wonden en verdringen tegelijk de herinnering aan hun weinig zachtzinnige overheersing van de eigen achtertuin. Ondanks de rake klappen die de Teutonen toen mochten incasseren, is hun impliciete superioriteitsgevoel ten opzichte van ‘Slaven’ en ‘Turken’ er nog steeds niet echt minder om geworden. 

 En dan is er de klassieke breuklijn tussen romaans en germaans die voor een essentieel deel samenvalt met de belangrijke economische en culturele levensader  van het continent – de ader van Vadertje Rijn, contradictoire en traumatische breuklijn én inspirerende contactzone ineen. Belichaamd door de weerbarstige paradox van het eeuwige Lotharingen – de innerlijke schijntegenstelling én de keer op keer hardnekkig weerbarstige werkelijkheid van het legendarische middeleeuwse middenrijk  tussen West- en Oost Frankenland,  later tussen Frankrijk en Duitsland en daarmee tegelijk tussen Zuid- en Noord-Europa heden ten dage.  

 Hier een speurtocht naar de Europese breuklijnen, van voor de hand liggend tot verholen en verdrongen: van Nordfriesland tot Algiers en van Noord Ierland tot de Krim. Een speurtocht naar de gevaren en de kansen die deze lijnen kunnen herbergen, tussen Eurexit en Eureka.   

 

=Gaat Duitsland echt over de eigen ordoliberale schaduw heen springen? 

Een grote angst om diep in de schulden te raken. Dat vormde tijdens de vorige crisis [2008/2010] de belangrijkste drijfveer voor landen als Duitsland en Nederland om in Europa de hand stevig op de knip te houden. In Duitsland rakelde de eurocrisis weer de herinnering op aan de hyperinflatie van vlak na de Eerste Wereldoorlog. In Nederland lag de kern van de angst in de obsessieve spaar- en verdienzucht die sinds onze zogeheten ‘Gouden Eeuw’ het wezenskernmerk van ons geharnaste handelskapitalisme vormt. Nog steeds, tot op de dag van vandaag.

Nu, tijdens de huidige ‘Coronacrisis’, lopen de Teutoonse en Bataafse opvattingen hoe deze nieuwe crisis te bestrijden echter opeens opvallend sterk uiteen. Dat vindt waarschijnlijk zijn oorzaak in het verschillende karakter van de gelaagdheid van de collectieve herinnering in beide landen. In Duitsland heeft de pandemie de herinnering aan een nog veel diepere angst aan het licht gebracht. Dat is de herinnering aan de totale chaos en ontreddering die de gebieden die tegenwoordig Duitsland vormen doormaakten in de eerste helft van de 17e eeuw. Jawel – de tijd de Dertigjarige Oorlog [1618 – 1648]. Die oorlog vormde het eind van een periode van anderhalve eeuw waarin niet alleen sprake was van oorlogen, politiek staatkundige versnippering en godsdienstgeschillen maar ook van klimatologische en economische crises. Daarbij staken regelmatig diverse ziektes weer de kop op – waaronder de gevreesde pest.  Na de Dertigjarige Oorlog was de bevolking in Midden Europa compleet gedecimeerd. Die eeuwenoude herinnering komt in ‘Duitsland’ weer boven in een dreigend diepe crisis als de huidige. Dan ontstaat de behoefte toch vooral de zaak ‘bij elkaar te willen houden’  – in eigen land én op eigen continent. Geheel in lijn met die behoefte was de snelheid waarmee Duitsland begin dit jaar opeens over de eigen schaduw heen sprong. Zelfs Wolfgang Schäuble, jarenlang de geharnaste minister van financiën van Duitsland sprak met afgrijzen over de vrekkige weigerachtigheid van Wopke Hoekstra te investeren in Zuid Europa bij het uitbreken van de crisis. Schäuble nota bene, die tijdens de Eurocrisis vanaf 2010 altijd onwrikbaar was  waar het ging  om de handhaving van de begrotingsdiscipline bij de zuidelijke EU-lidstaten. Begrotingsdiscipline – dat was  het alfa en omega van het Wirtschaftswunder  tijdens de Duitse wederopbouw, het paradepaardje van Erhards soziale Marktwirtschaft. Het was ook het economische adagium dat Duitsland altijd al zo graag probeerde op te leggen aan de EEG, later de EU – ook,  ja juist in tijden van crisis. Het vormde samen de greep die het [west]Duitse bedrijfsleven na de Wende had gekregen op de industrie in het voormalige oostblok de als onverwoestbaar oersolide geachte basis van wat we hier op deze site al eerder ironisch-sarcastisch het Heilige Ordoliberale Rijk van de door Duitsland gedomineerde Europese Econimie doopten [1].  Natuurlijk, de economie van dat Heilige Rijk was de laatste  tijd al wel wat sleets geworden – niet in de laatste plaats veroorzaakt  door metaalmoeheid op innovatief  vlak, maar er bestond verder weinig directe aanleiding om het budgettaire roer begin dit jaar zo radicaal en abrupt om te gooien als onlangs gebeurde. Angstvisioenen uit de diepste krochten van het Duitse collectieve geheugen moeten hierbij toch echt de doorslaggevende rol in gespeeld hebben en doen dat nog steeds. Maar hoe blijvend is het resultaat van de Teutoonse sprong over de eigen schaduw zodra het Corona-spook weer geweken lijkt? Keert de Duitse economische en politieke elite dan, eenmaal van de ergste schik bekomen,  spoorslags op de ordoliberale schreden terug?  Dikke kans dat dit inderdaad gebeurt, maar dan wel in combinatie met een nog sterker aanleunen tegen de reserves in het Midden- en Oost-Europese achterland. Maar dan wel in de vorm van een heel selectief aanleunen waarbij vakkundig de economische krenten uit de Midden- en Oost-Europese pap gepikt worden. Maar dat vosachtige kunstje is Duitsland vanouds wel toevertrouwd. Wie wordt hier de Genscher van de 21e eeuw?

=Nederland: van trotse Republiek tot  Anglo-Amerikaanse Vijfde Colonne?  

Hoe anders leeft dit alles voort in de Nederlandse collectieve herinnering. De Dertigjarige Oorlog vormde ‘bij ons’ uiteindelijk de uiterst glorieuze staart van de ‘eigen’ Tachtigjarige Oorlog. Met als eindbeloning een eigen Republiek, én los van de gehate Habsburgse koning van ‘Hispanje’ én los van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie. Na de glorieuze afloop van de Tachtig- dan wel Dertigjarige Oorlog  was de Nederlandse Republiek  itgegroeid tot een natie die blaakte van rijkdom, zelfvertrouwen en zelfvoldaanheid. Een zelfde gevoel van zelfvertrouwen dat het hedendaagse Nederland beving toen het na de crisis van 2008 – 2010 plotseling sneller dan ooit omhoog schoot. De BV Nederland als onbetwistbare kampioen van de efficiency van de just-in-time-verdienmodellen. Maar toen de Corona-crisis zich aandiende kwam vrij snel de keerzijde van die verdienmodellen pijnlijk aan het licht. Hals over kop moest  Nederland assistentie vragen bij de grote oosterbuur omdat bij ons een tekort  aan ic-capaciteit naakte. Zo moest bijvoorbeeld het ziekenhuis in Zwolle dat lelijk overbelast dreigde te raken door de corona-uitbraken in de Kop van Overijssel en op de noordelijke Veluwe, in der haast zijn toevlucht nemen tot het ziekenhuis in het Duitse Münster.

Münster – dat is ook de stad waar in 1648 de Nederlandse Republiek zijn glorierijke vredesverdrag mocht sluiten. Münster is tegenwoordig een opvallend rijke stad, onderdeel van de gouden rand van de economisch maar heel bescheiden presterende Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. Het zijn dergelijke sociale en economische ongelijkheden die het verdienen om overwonnen te worden. Want Duitsland wil wél de boel bij elkaar houden’, zoals we al eerder signaleerden.  Nederland mist vooralsnog dat besef en die behoefte. Het lijkt zich daarentegen obsessief vast te willen klampen aan de mythes rond de reeds lang  vervlogen Gouden  Eeuw. Een eeuw die eigenlijk  al in 1688 met de Glorious Revolution ten einde was gekomen.  Militair en geo-politiek vormde de invasie van stadhouder Willem III in Engeland om de katholieke koning Jacobus II te onttronen een eclatante overwinning op katholiek Europa onder leiding van het absolutistische Frankrijk van Lodewijk XIV, maar tegelijk plaveide de personele unie tussen de aartsrivalen Engeland en Nederland juist de weg voor de opbouw van het uiteindelijk wereldomspannende Britse Empire. Sindsdien is de Nederlandse positie eigenlijk niet meer dan een voetnoot bij de wereldgeschiedenis. Na het Congres van Wenen in 1815 degradeerden de Lage Landen tot een Brits protectoraat op het Europese vasteland, na de Tweede Wereldoorlog tot verlengstuk van de V.S. Van dat verlies aan geopolitieke gewicht heeft  het in de loop der tijd toch wat ingeslapen land de laatste eeuwen voor het eigen gevoel overigens weinig last gehad.  Maar nu, na de Brexit, ziet het plotseling uit een nachtmerrie wakker geschudde Holland dat het hopeloos klem dreigt te komen zitten tussen het Amerika van een even gevaarlijk als kwaadaardig lunatische Trump en het Europa van  een steeds eigenstandiger en trefzekerder opererende Merkel. Hoe lang denkt het nog ongestraft zijn rol te kunnen spelen als Vijfde Colonne van het Anglo-Amerikaanse neoliberalisme op het Europese vasteland?  Een rol die overigens al veel langer op gespannen voet staat met de verhoudingen binnen het  Nederlandse bedrijfsleven.  Eigenlijk al sinds de opkomst van het Duitse Ruhrgebied in de tweede helft van de 19e eeuw kent de Nederlandse economische elite namelijk twee sterk tegen over elkaar staande partijen, de Noord-Atlantische en de continentale. Het lastige parket waar de Hollandse economische elite op dit moment in dit verband in verzeild is geraakt  kan heel treffend geïllustreerd worden aan de hand van de heikele positie van de nationale bedrijfsiconen  in de huidige crisis.  Shell, Unilever en Hoogovens [in Tata-verband gekoppeld aan British Steel] dreigen vroeg of laat in de Brexit-versnipperaar terecht te komen. Aan de andere kant  worden KLM/Schiphol en de Nederlandse sterk op de export gerichte bioindustrie alleen maar meer en meer afhankelijk van de in Nederland  zo voorspelbaar werktuiglijk verfoeide  Brusselse beslismachine.  Zou een op economisch vlak zo  sterk verdeelde nationale elite in een dergelijke penibele situatie überhaupt in staat zijn Nederland als land opnieuw met succes te definiëren? Met het inmiddels tot op de draad versleten cliché van Nederland als Besloten Vennootschap gaat dat in ieder geval nooit lukken. En de meeste andere culturele of politiek-ideologische  concepten, symbolen en tradities lijken inmiddels ook  hun samenbindende werking ruimschoots te hebben verloren – van de tot vervelens bejubelde ‘tolerantie’ tot en met de steeds feller omstreden Zwarte Piet. Nee, op eigen kracht zal het Nederland inderdaad niet lukken zichzelf opnieuw overtuigend uit te vinden. Hoe harder de Brexit bij dit alles uitpakt des te beslister zal de economische en politieke elite van het steenrijke Holland zijn toevlucht moeten zoeken bij Berlijn. Dat moet dan natuurlijk wel heel omfloerst gebeuren om de draai goed op de binnenlandse Bühne te kunnen verkopen. Maar dat kunstje is Mark Rutte wel toevertrouwd…

=Midden- en Oost-Europa: de Duitse achtertuin als eeuwig wingewest en cordon sanitaire?

Vrij snel na de opheffing van de lockdown in juni [2020] bracht de Corona-pandemie zowel in  Duitsland als Nederland op pijnlijke wijze de minder fraaie kanten van het Heilige Ordoliberale Rijk  van de door Duitsland gedomineerde Europese Economie aan het licht. Er braken in diverse slachterijen aan weerszijden van de grens felle uitbraken van het virus uit, veroorzaakt door de slechte arbeids- en huisvestingsomstandigheden van de veelal uit Oost Europa afkomstige arbeidsmigranten. Het gangbare rooskleurige plaatje van een economisch bestel gebaseerd op geavanceerde technologie  en humane arbeidsverhoudingen kwam hiermee wel in een heel schril daglicht te staan. De uitbuiting van het Heilige Rijk blijkt hiermee niet alleen veilig op afstand plaats te vinden, ver weg in de lagelonen-zônes in de Oost-Europese periferie, maar ook ‘gewoon’ just around the corner. En niet alleen in de slachterijen,  maar ook in de grijze dozen van de transportlogistiek centra, in de glazen wereld  van de tuinbouwkas en op de immer bezige bouw. En daarmee ook in de abonimabele woononderkomens die daarbij helaas bij horen, van krakkemikkig tot ‘pensioen’ verbouwd overbevolkt appartement tot doorrottende stacaravan. Het is de schaamteloze leugen van het rijke Noord Europa dat zo graag afgeeft op de spreekwoordelijke luiheid van de Zuid Europaan en intussen niet te beroerd is zijn eigen werkers uit het oosten van ons werelddeel met minimaal fatsoen te behandelen. Nederland doet in opzicht helaas geen millimeter onder voor zijn oosterbuur. Sterker nog in het behandelen van Midden- en Oost-Europa als wingewest heeft  ‘Holland’ trouwens de oudste rechten.  Jawel, die oudste rechten houden verband met de befaamde zogeheten ‘Moedernegotie‘ , de handel met het Oostzeegebied waarmee Amsterdam en de Westfriese steden in de loop van de 15e eeuw het monopolie van het hanzevebond met succes wist te door breken door hier zelf betrekkingen aan te gaan, met andere, vaak verder stroomopwaarts gelegen nederzettingen. Zo ontstond een compleet handelsnetwerk mét grote gevolgen voor het achterland. Polen werd bijvoorbeeld in de 17e eeuw en soort agrarisch district van de Nederlandse Republiek – met grootschalige landbouwontginningen in het bassin van de Weichsel – een derde van de rogge-oogst vond zijn weg naar Holland. Een grensoverschrijdend economisch netwerk  met horigheid en lijfeigenschap in het oosten als bestanddelen dus.Het blijft in dit verband overigens opmerkelijk dat dit Hollandse  commerciële ‘kolonialisme’  tot nu toe aan de aandacht van de aandacht van hedendaagse activisten is ontsnapt.

Heden ten dage speelt Duitsland natuurlijk de hoofdrol waar het gaat om de uitbating van het Europese oostelijke achterland, waarbij Pruisen zich in de loop der tijd ontpopte als dominante macht binnen de Duitse invloedsfeer. Pruisen met zijn eigen buiten het Heilige Roomse Rijk  oostelijke speerpunt Oost Pruisen. Want het oosten was hier de ‘barbaar’, de ‘vreemdeling’. Die werd  natuurlijk allereerst belichaamd door de Slavische volkeren. De superioriteitgevoelens tegenover hen deelden de Noord Duitse Hohenzollerns met de Oostenrijkse Habsburgers. Maar Wenen kende in het oosten naast de Slaven in het zuidoosten nog een andere ‘barbaarse’ macht, de Turken. In 1683 had het Turkse leger immers nog voor de poorten van Wenen gestaan….

Na de Eerste Wereldoorlog veranderde het landschap van Midden- en Oost-Europa grondig. Het Osmaanse Rijk en Oostenrijk-Hongarije stortten ineen en Pruisen werd door de geallieerde overwinnaars danig gekortwiekt. Maar veel belangrijker was het ontstaan van de Sovjet Unie, het grote schrikbeeld voor burgerlijk Europa. Vóór alles moest er daarom voor gewaakt worden dat de rebelse rode macht ook zijn invloed maar een millimeter westwaarts kon uitbreiden. De kwetsbare nieuwbakken ‘Slavische’ staten die uit de puinhopen van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie waren voortgekomen moesten koste wat kost overeind gehouden worden, hoe weinig democratisch en ‘failed’ ook. En soort cordon sanitaire dus. Heel burgerlijk Europa verenigde zich onder die anticommunistische vlag. Tegelijk bood die angst voor het communisme bood de politieke ruimte voor de opkomst van het fascisme.

Na de Tweede Wereldoorlog waren de rollen weer radicaal omgedraaid. Midden- en Oost-Europa werden nu onderdeel van het stalinistische Oostblok en raakten daardoor geo-economisch geheel gericht op het oosten. Maar toen kwam de Val van de Muur in 1989, ruim vier decennia later. De breuk had niet radicaler kunnen zijn. En wel op de volgende drie terreinen:

Sociaal-economisch

Het zwaarste en schadelijkste van het communisme is per saldo de afschaffing ervan geweest – dat   is een veel gehoorde boutade in het voormalige Oostblok en de voormalige Sovjet Unie.  Dat betreft allereerst de sociale gevolgen van de wonderbaarlijke implosie van een systeem en vooral de invoering van het wilde kapitalisme dat er voor in de plaats kwam. De landen uit het voormalige Oostblok zijn na de Val van de Muur zonder pardon overgenomen door het westerse, vooral West-Duitse bedrijfsleven . Midden- en Oost-Europa werden hiermee onderdeel van een verdienmodel waarbij dankbaar gebruik werd van de inzet van relatief goedkope arbeid praktisch om de hoek waarmee vanaf de jaren 90 van de vorige eeuw met succes de strijd met de concurrentie buiten Europa aangegaan kon worden. Een en ander had als neveneffect dat er ook een sterk drukkende invloed op de lonen en arbeidsomstandigheden in West-Europa uitgeoefend kon worden – het mes sneed dus aan twee kanten  [2].  Voor Midden – en Oost-Europa waren de gevolgen natuurlijk verreweg het meest dramatisch. Werkloosheid,  groeiende inkomensgelijkheid, grote  prijsverhogingen, privatisering en afbraak van sociale voorzieningen  [3] – het leidde in het oosten tot een ontwrichting van de algehele  maatschappelijke  stofwisseling.

-Demografisch

Want de ellende bleef niet beperkt tot de economie maar deed zich ook voelen op het vlak van de  demografie en de volksgezondheid. In de landen van het voormalige oostblok en de voormalige Sovjet Unie  vond de afgelopen een dramatische krimp van de bevolking plaats. Het gaat hier om dubbele demografische krimp: én ‘natuurlijke’ krimp door de afname van de bestaande bevolking  én door emigratie. De ‘natuurlijk’ krimp vond zijn oorzaak in zowel de daling van het kindertal als in een sterke achteruitgang in de groei van de levensverwachting en zelfs soms in een absolute daling van de levensverwachting zoals in Rusland. In Deze ’natuurlijke’ demografische krimp heeft  in combinatie met de al in gang zijnde sociaal-economische ontwrichting over de hele linie een westwaartse migratiebeweging ontketend, een beweging waardoor de onttakeling van economie en samenleving nog verder doorzette. Het is een neergaande demografisch-sociaal-economische spiraal waar landen alleen wisten te ontsnappen als men bij machte was, gesteund door een betrekkelijk goed ontwikkeld midden – en kleinbedrijf, tegenwicht te bieden aan neoliberale privatiserings- en loondictaten uit westerse koker. Alleen toch al behoorlijk ontwikkelde landen als Tsjechië en Slovenië is dat gelukt [4] .

-Etnisch-cultureel

Toch kunnen deze dramatische sociaal-economische en demografische ontwikkelingen alléén niet de nationalistisch-autoritaire richting verklaren die de politiek in diverse Midden- en Oost-Europese landen is ingeslagen. Dat nationalisme is beter te begrijpen als we er ook de zwakke basis van de  nieuwe natiestaten die in de 20e eeuw ontstonden bij betrekken.

Na de Eerste Wereldoorlog  ontstond uit de etnische lappendeken van het grondgebied van de uiteenvallende Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie een hele reeks staten die maar zeer ten dele correspondeerden met de onderliggende etnische kaart. Het resultaat daarvan is dat deze staten binnen eigen grondgebied grote etnische minderheden kennen en op hun beurt veel ‘eigen volk’ in aangrenzende landen herbergen [5].  Een gammele etnische basis van voor een vaak primair etnisch gedefinieerde nationale identiteit dus. En dat is helaas godenspijs voor een assertief en agressief geprofileerd nationalisme. Hongarije is er wel het schoolvoorbeeld van, een land dat veel landgenoten buiten de eigen landsgrenzen kent en bovendien een door zijn fingoerisch linguistische  identiteit een sterk  gevoel van isolement koestert temidden van de omringende slavische talen.  De kwestie van de in het omringende buitenland verblijvende Hongaarse landgenoten werd rond de eeuwwisseling van het jaar 2000, juist toen  de huwelijksvruchtbaarheid naar beneden duikelde en de emigratie zich versneld doorzette, met angstaanjagend succes boven aan de nationalistische politieke agenda gezet.  Daarmee wist Orban met succes het decennium later de basis te leggen voor de huidige xenofobe vreemdelingenpolitiek [6].

Het geval van het autoritaire nationalisme in Polen is vergelijkbaar verklaarbaar, maar ligt toch net iets anders. Na de Tweede Wereldoorlog schoof het Poolse territorium naar het westen op waarbij grote delen van het oosten van Duitsland zoals stukken van Pommeren, Silezië en Oost Pruisen bij Polen ingelijfd werden [7]. Al werd een flink deelvan de Duitse  bevolking  daarbij verdreven, de verschillen tussen deze voormalige  Duitse gebieden en de rest van Polen zijn tot op de dag van vandaag onmiskenbaar – bijvoorbeeld in de uitslag van de presidentsverkiezingen van 2015 [8]. Net als Hongarije kent Polen een geo-cultureel isolement, in dit geval geen linguïstisch maar een religieus isolement, als katholiek land ingeklemd als het is tussen het Noord- en Oost-Duitse lutherse protestantisme in het westen en de Russische orthodoxie in het oosten. Vooral de dreiging uit het oosten wordt daarbij gevoeld. Om de toevloed van arbeidsmigranten uit Wit Rusland en de Oekraïne te keren probeert de Poolse overheid recentelijk zelfs op grote schaal arbeidskrachten uit de evenals Polen zeer katholieke Filippijnen te ronselen.

-Balans: een deel van Oost Europa terug naar de tweede rang?

Zoals al eerder aangegeven dat het vooral de [West-]Duitse industrie die na de Val van de Muur het meest geprofiteerd van de nabije relatief goedkope arbeid in overgenomen of sindsdien nieuw opgerichte bedrijven in Midden- en Oost-Europa. Zowel in de kern – het voormalige West Duitsland – als in de randgebieden – in Midden- en Oost-Europa  – begint dit ‘Heilige Ordoliberale Rijk van de door Duitsland gedomineerde Europese economie’ nu flink te kraken . In het economisch heel aarzelend en bescheiden opkrabbelende Midden- en Oost-Europa groeit de onvrede over de gigantische loonkloof tussen het eigen relatief lage loon en de veel hogere lonen in Duitsland, hetgeen hier en daar meer en meer tot felle stakingen voor loonsverhoging leidt [9]. Als de loonkloof hierdoor gaat verkleinen dan kan de economische basis onder het hele bouwwerk vanboven genoemd heilig rijk beduidend sneller dan verwacht ondermijnd worden. En daarmee kan ook de alom bewierookte Konkurrenzfähigkeit van de Duitse industrie serieus in de problemen komen. De Franse productiviteit per netto arbeidsuur ligt namelijk inmiddels zeker zo hoog als de Duitse. Door het reservoir aan relatief goedkope arbeid binnen eigen Europese Wirtschaftsraum is Duitsland op technisch-innovatief opzicht relatief lui geworden en loopt mede daardoor op ICT-domeinen internationaal beslist niet voorop. De grote macht van de rijke familiebedrijven in Duitsland is daar ook debet aan. Families zijn lang niet altijd de beste managers en hun financiële voorkeuren kunnen de economisch en technisch beste keuzes vaak danig in de weg zitten [10].

Als mogelijke uitweg uit de doodlopende weg van de inzet van  goedkope nabije arbeid zet de Duitse industrie nu vooral in op selectieve robotisering van haar (vooral machine- en auto-)industrie  en dan met name in landen die economisch, innovatief en qua opleidingsniveau toch al vooruit lopen zoals Tsjechië, Slowakije en Slovenië – landen die we in dit verband al eerder noemden. Die landen kennen nu al een Europees gezien relatief hoge  robotiseringsgraad terwijl landen als Hongarije en vooral Polen juist op dit vlak opvallend  ver achterblijven. Zouden zo de economisch-technologische ontwikkelingen ook politiek hun schaduw vooruit kunnen werpen en zo als een self fulfilling profecy te gaan werken.  Er zijn tekenen dat rechtstatelijke ‘boosdoeners’  als Hongarije en Polen door internationale industriële investeerders inmiddels meer en meer gemeden worden, al lijkt dat in het geval van de Hongaarse auto-industrie vooralsnog nog wel los te lopen. In een vergelijkbare politiek afkeurende zin als bij Polen en Hongarije wordt steeds vaker heel misprijzend gesproken over om hun corruptie gesmade Oost-Europese landen als Roemenië en Bulgarije. Het gaat dan om landen die op innovatief-industrieel gebied  nog veel minder potentie bezitten dan een Hongarije of een Polen, maar wel interessant genoeg zijn als commercieel ‘jachtgebied’ op het vlak van agrarische productie en grondstoffen voor buitenlandse investeerders  – dat is waarschijnlijk de reden waarom ze met enige graagte de EU binnengehaald werden [11]. Van een soortgelijke rol als nuttig achterland in de vorm van agrarisch producent en leverancier van industriële grondstoffen voor Noordwest-Europese bedrijven is ook sprake bij de inmiddels via een associatieverdrag met  de EU  verbonden Oekraïne. Je zou je in dit verband kunnen afvragen of er al niet in bepaalde kringen al stiekem gedroomd wordt van een tersluikse Europese degradatie van bepaalde Oost-Europese EU-lidstaten tot een soort defacto-associatiestatus. Zo’n afgewaardeerde status biedt nog steeds voldoende mogelijkheden voor penetratie door internationale – vooral West-Europese – investeerders maar werpt tegelijk de nodige barrières op om als  dam tegen een teveel arbeidsmigranten van oost naar west te kunnen fungeren, al blijft er natuurlijk  tezelfdertijd in het westen meer dan behoefte aan een – mits  zorgvuldig-angstvallig gedoseerde – arbeidsmigratie vanuit het oosten.  Wie verzint een nieuwe even rozig klinkende als cynisch verhullende naam voor een dergelijk EU-lidmaatschap van de tweede rang?

-Tot slot

Midden- en Oost-Europa heeft de Corona-pandemie  opvallend beter doorstaan dan de landen in het westen van het werelddeel. Het heeft het oosten het broodnodige zelfvertrouwen gegeven dat het de afgelopen drie decennia zo node gemist heeft. Want er is hier sprake van een uitgestrekt gebied dat het de laatste honderd jaar door de uiterst ongelukkige speling van de geschiedenis danig getraumatiseerd is geraakt. Meermalen heen en weer geslingerd tussen oost en west, communistisch en kapitalistisch, democratisch en totalitair likt het ieder gevoel van eigen waarde en vertrouwen in eigen kunnen verloren te hebben. De Wende van 1989 leek eindelijk echt een nieuwe era aan te kondigen. Des te groter was de desillusie toen heel veel anders uitpakte . Zij in het voormalige Oostblok die zich indertijd hadden verzet tegen de stalinistische repressie als Charta 77 in Tsjechoslowakije hadden geen herstel van het kapitalisme op het oog, maar droomden veeleer van een soort welvarend scandinavisch sociaaldemocratisch systeem. Geen wonder dat de vreugde die het ophalen van het IJzeren Gordijn met zich mee bracht snel omsloeg toen het kapitalisme zijn ware gedaante onthulde. Zo herinnert bijvoorbeeld Anna Sabotova, Tsjechische strijdsters voor mensenrechten, zich de koude douche die toen al gauw neerkwam. Er was opeens weinig respect voor de armen. Heel snel werd duidelijk dat een fors deel van de samenleving tot de verliezers zou gaan behoren. Louter functioneel herstelde er wel iets van een sociale orde, maar de broodnodige sociale cohesie viel weg, de mensen bleven onbeschermd achter [12]. Daarmee ontstond een vruchtbare voedingsbodem voor een steeds dieper gevoeld ressentiment, tegenover bijna alles en iedereen – het stalinisme van vroeger, de hedendaagse arrogantie van het rijke West Europa, vreemdelingen in het algemeen. Het is dezelfde voedingsbodem waarop autoritaire leiders in Polen en Hongarije heden ten dage met succes weten te oogsten. Het allerdomste en -kwalijkste dat wij in dit verband als rijke gepriviligieerde Noordwest-Europeanen kunnen doen is om in het uiterst misleidende frame van de tegenstelling tussen ‘liberalisme’ en ‘populisme’ te trappen. Hier is het juist van het grootste belang dat de authentieke beweging voor een sociaal- economisch radicaal en politiek al even radicaal democratisch socialisme die een belangrijk bestanddeel vormde van de Oost-Europese verzetsbeweging tegen het stalinisme zijn plaats en prestige herkrijgt in de collectieve herinnering van Midden-en Oost-Europa. En tegelijk als aanzet en stimulans voor een hernieuwd hedendaagse politieke praktijk.

**WORDT VERVOLGD** in het herfstnummer 2020 van deze Nieuwsbrief aan de hand van een drietal vervolgparagrafen onder de voorlopige titels:

=Een Zuid-Europese revolutie achter de Lotharingse breuklijn, maar in welke richting?

=Wat te doen met de PostBrexit- en PostCorona-kilte in Noordzee-Europa?

=Europa van Eurexit tot en met Eureka?

 

Noten

[1]
Zie:  Pierre Rimbert, Le Saint Empire économique allemand In: Le Monde Diplomatique februari 2018, blz. 13

[2]
Zie o.m. :
-Julien Lefilleur, Géographie industrielle  de l’Europe centrale et orientale  Parijs [Ed. L’Harmattan]  2010
en Christian Odendahl,  The Hartz Myth – A closer look at Germany’s labour market reforms  Londen [Centre for European reform]  Juli 2017 

[3]
Zie o.m.
-Laila Porras, Inégalités  de revenus et pauvreté dans la transformation post-socialiste – Une Analyse institutionelle des vas tchèque, hongrois et russe Parijs [Ed. L’Harmattan] 2013
Met de booming conjunctuur van de afgelopen jaren kennen diverse Midden-Europese landen nu juist natuurlijk een groot tekort aan arbeidskrachten omdat de daaraan vooraf gaande crisisjaren er juist extra mensen om werk naar het westen zijn getrokken. Men probeert de nood te lenigen door –  noodgedwongen,  vaak contre coeur – arbeiders uit het oosten, bijvoorbeeld uit de Oekraïne,  aan  te trekken.

[4]
Zie o.m. : Philippe Descamps, Paysage après la transition en andere artikelen i het dossier Bouleversement démografique en Europe in : Le Monde diplomatique juni 2018, blz. 13-18

[5]
Voor een beeld van de etnische lappendeken in Midden en Oost-Europa in relatie met natievorming in de 20e eeuw zie: Europa nach dem 1. Weltkrieg 91918- 1937) – Nationalitäten im zwischeneuropäischen Grenzraum en  Kaart  in: Westermann Grosser Atlas zur Weltgeschichte  Braunschweig  1972 [2], blz.  151 

[6]
Zie: Corentin Léotard en Ludovic Lepeltier-Kutasi, Un fonds decommerce pour les nationalistes hongrois In:  Le Monde diplomatique juni 2018, blz. 16

[7]
Das geteilte Deutschland – Deutschland nach 1949  Kaart in:  Westermann Grosser Atlas zur Weltgeschichte  Braunschweig  1972 [2], blz. 161

[8]
Hier een kaart van de uitslag van de Poolse presidentsverkiezingen van 2015:  in de voormalige Duitse gebieden en grote steden als Warschau en Krakau scoort de Liberale partij Burgerplatform het best, in de rest vaan het land de nationalistisch conservatieve partij Recht en Rechtvaardigheid > zie link:  https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/2/2c/Wybory_prezydenckie_2015_I_tura_mapa.png
De eerste ronde presidentsverkiezingen van eind juni 2020 lijken een vergelijkbaar beeld te laten zien, maar het is nog afwachten hoe een en ander uiteindelijk uitpakt in de tweede ronde [de kopij voor dit artikel werd 30 juni gesloten].

[9]
Als goed voorbeeld geldt de forse loonsverhoging als gevolg van een geslaagde staking [de eerste sinds de jaren 90!] in de Volkswagenfabriek in Bratislava – zie: Philippe Descamps, Victoire ouvrière chez Volkswagen In:  Le Monde diplomatique  September 2017, blz. 5; het betreft hier een kadertekst binnen een groter artikel met de veelzeggende titel  Souverainité économique limitée de l’Europe centrale – Désanchantement européen en Slowaquie, blz 4-5

[10]
Zie: Marcel Fratzscher, Verteilungskampf  – Warum Deutschland immer ungleicher wird München [Hanser] 2016; Hoofdstuk 19:  Im Land der reichen Familienunterhehmen , blz. 148

[11]
Over de openlegging van het Roemeense platteland voor buitenlandse agrarische investeerders en rol die de EU daarbij   speelt zie bijvoorbeeld:  Pierre Sochon, Evangélistes de Bruxelles dans les campagnes roumaines . In: Le Monde diplomatique februari 2014

[12]
Geciteerd in: Sylvie Kaufmann, Après le rideau de fer, la fracture democratique In: Le Monde  26 juli 2018 , blz. 18-19. Vergelijkbaar diepe teleurstellingen zijn op te tekenen in andere landen die vroeger deel uitmaakten van het voormalige Oostblok, naast Tsjechoslowakije met name ook Polen. Tal van socialistische vakbondsactivisten raakten na de Wende klem tussen de machinaties van de oude apparatsjiks die toen met succes oude posities wisten te behouden of nieuwe carrières wisten op te bouwen en de vaan juist uitgesproken kapitalistische ambities van voormalige vakbondskameraden en zich daarbij als reactie op het stalinisme van de voorafgaande grauwe veertig jaren in de ban raakten van de pompa van het cultureel uiterst repressieve conservatisme van de kerk. Het is hier zaak dat de authentieke beweging voor een democratisch socialisme die een belangrijk bestanddeel vormde van de Oost-Europese verzetsbeweging tegen het stalinisme zijn plaats en prestige herkrijgt in de collectieve herinnering van Midden-en Oost-Europa. Zie hierover ook: Catherine Samary,  Des mouvements oblitérés par les discours de lápres 1989 – Quand les peuples de l‘Est luttaient au nom de l’idéal communiste  In : Le Monde diplomatique  Maart 2020, blz 22/23

Nieuws/ Lente2020

Van Thüringen tot Brabant…

Op weg op de glijbaan van liberalisme naar fascisme…?

“Wezenlijk voor fascisme, in de conceptualisering ervan door Benjamin, is dat het de massa – de natie – bijeenroept, verzamelt zichzelf laat ervaren zonder iets fundamenteels te veranderen aan de kapitalistische eigendomsverhoudingen [1] .  Het geeft de kleinburger met klasse-valangst iets om zich aan vast te houden. Het geeft het proletariaat dat concurrentie uit koloniale landen krijgt een project om onderdeel van te zijn. Het geeft mannen die concurrentie krijgen van vrouwen een hernieuwde ankering in een via eeuwenoude mythes gelegitimeerd patriarchaat. Het geeft ieder die dominantie en privilege verliest een collectieve extase, een geweldproject om in leeg te lopen, om ontlast te worden van het woekeren van alles wat zich niet tot, wit, man, et cetera liet reduceren, en om de ontlasting tot last van diegenen te maken die alt al met de expansie van koloniale settlers te maken hadden.”

Aldus de scherpzinnige links-van-linkse socioloog Willem Schinkel in het laatste grote boek dat hij schreef, dit maal samen met collega-onderzoeker Rogier van Reekum [2]. In hun visie is fascisme niet iets van damals, niet iets unieks-historisch, maar iets dat ieder moment weer kan opduiken en zich breed maken zolang samenleving en economie gedicteerd worden door de zich van mens en natuur vervreemdende ongerijmdheden van het kapitalisme met zijn obsessieve accumulatiedynamiek. Vanuit deze optiek bezien staat liberalisme als ideologie bij uitstek van het kapitalisme niet fundamenteel haaks op fascisme – zoals main stream links zichzelf geruststellend  maar al te graag wijs maakt – , maar herbergt juist de potentie in zich om uit de monden in fascisme – het fascisme als hoogste stadium van het liberalisme om de oude Lenin even gekscherend als cynisch te parafraseren.

Heden ten dage is de dreiging een opleving van fascisme – vaak in nieuwe hedendaagse outfit gestoken, maar daarom voor de goede waarnemer nog niet minder herkenbaar – actueler dan ooit. Om die dreiging te kunnen herkennen hoeven we niet ver van huis te gaan. In zowel in eigen land als bij de oosterburen – zij het daar in beduidend mindere mate – schuift het maatschappelijke en culturele vertoog van middenpartijen en hun maatschappelijke ‘middenveld’ steeds verder naar rechts op, van centrum-rechts naar extreem-rechts. Zowel centrum-rechts als mainstream-links zijn het initiatief in het debat inmiddels volledig kwijt geraakt en sluiten zich angstvallig aan bij de door extreem rechts gedicteerde thema’s om toch vooral maar niet geïdentificeerd te worden met de duistere krachten die ons Heilige Avondland van buitenaf zouden bedreigen. Op het eerste gezicht is deze verschuiving naar rechts vooral een geleidelijk, sluipend proces waarbij rechts-buiten er gelukkig vooralsnog niet bij machte lijkt te zijn een blijvend dominante positie te veroveren – gelukkig, zo stelt het midden van het politieke spectrum zichzelf maar al te graag gerust. Maar dat zou wel eens struisvogelpolitiek kunnen blijken. Inmiddels wijst steeds meer er op dat de verschuiving naar rechts de komende jaren in een angstaanjagende stroomversnelling zou kunnen raken. Laten we in dit verband onze focus richten op twee zeer actuele regionale crisishaarden waar extreemrechts gevaarlijk dicht bij de macht kwam of binnenkort zou kunnen komen: de Oost-Duitse deelstaat Thüringen en de Nederlandse provincie Noord-Brabant.

=Duitsland:  ‘standhaft’, nog wel – maar voor hoe lang? 

Enkele jaren geleden heb ik –  onder meer in mijn nieuwsbrief op deze site  [3] – meermalen aandacht geschonken aan de triest stemmende sociale en politieke verhoudingen in het oosten van Duitsland. Daarbij had ik naast al deze treurnis ook oog voor de lichtpunten – met name voor de relatief gunstige politieke ontwikkelingen in de deelstaat Thüringen in de vorige regeringsperiode  met een rood-rood-groen kabinet onder minister-president Bodo Ramelow van Die Linke. Daarover berichtte ik indertijd [in 2015] aldus:

Tijdens onze vakantiereis verbleven wij een week  in een sympathiek familiepension in in Kromsdorf in Thüringen,  even ten noorden van Weimar. Het verhaal van de waardin van het pension is illustratief voor het lot van mensen en land in deze contreien na de Wende. De voormalige boerderij waar nu het pension is ondergebracht vormde was vóór de Wende onderdeel  van een coöperatie met een fors bemeten veestapel en een uitgebreid tuinbouwareaal  waar de aan kinderverlamming lijdende vader van de waardin de bedrijfsleider van was. Van dat trotse  Volkseigenes Betrieb van weleer is weinig meer over: de koeien verdwenen goeddeels, de tuinbouwkassen werden zertrümmert en opgeruimd.  Her en der in het landschap verrezen nieuwe bedrijventerreinen als Fremdkörper in het boerenland, terwijl de winkels de dorpscentra verdwenen.   Ook  de Oost-Duitse industrie leek na de Wende in vrije val terecht gekomen te zijn, hoewel dat in Thüringen met zijn relatief goed ontwikkelde midden- en klein bedrijf nog enigszins meeviel, zeker in vergelijking  met buur-deelstaat  Saksen-Anhalt dat zijn enorme industrieconglomeraten  genadeloos zag omvallen [4] .  Niet dat het hier nu in al die o zo  malerische Thüringse Kleinstädte alles koek en ei is. Ook hier blijft het als elders in het oosten  behelpen in sociaaleconomisch opzicht, zet de demografische uittocht gestaag maar onverminderd door  en sluimert  het door neonazi’s uitgelokt  geweld tegen vreemdelingen, maar de alertheid van de Thüringse deelstaatregering op dit punt voorkomt gewelddadige excessen als in buur-deelstaat Saksen.  Bodo Ramelow, de door terreuraanslagen bedreigde minister president  van de vorig jaar aangetreden rood-rood-groene deelstaatregering  in Thüringen, roept in dit verband op tot de nodige Zivilcourage en wil tegelijk  van de sociaaleconomische nood een deugd maken: Thüringen zou met zijn krimpende beroepsbevolking  de  komst van vluchtelingen  als arbeidskrachten  juist goed kunnen gebruiken [5] . Maar om een dergelijk economisch beleid tot een succes te kunnen maken,heeft een deelstaatregering  wel veel meer beleidsvrijheid en ondersteuning van de centrale bondsregering  nodig en een over de hele linie een anders gericht economisch beleid op nationaal schaalniveau, sterker gericht op het tegengaan van de groeiende sociale ongelijkheid.  Maar daarvoor moet dan wel eerst het politieke taboe op een rood-rood-groene coalitie in Berlijn doorbroken worden….. [6]

Maar dat was in de vorige regeerperiode, vóór de enorme opkomst hier van rechtsradicale partij Alternative für Deutschland [AfD]. Bij de laatste verkiezingen voor de Landestag in Thüringen afgelopen najaar vond een politieke aardverschuiving plaats. De CDU – hier in 2014 nog de grootste partij – kreeg ongenadig van langs. De partij  Die Linke—voortgekomen uit de Oost-Duitse SED en een afsplitsing van SDP en in 2014 de tweede in grootte – werd nu de grootste, met de AfD als goede tweede. Coalitievorming was heel lastig geworden, vooral doordat de CDU zowel een regering met AfD als Die Linke afwees. Maar in de tweede week van februari [2020] kwam er een doorbraak waar de landelijke CDU zo van schrok dat Merkel er onmiddellijk en Chefsache van maakte en de zaak binnen een etmaal terugdraaide. De FDP had namelijk een premierkandidaat naar voren geschoven die de steun kreeg van CDU én AfD, waarmee het cordon sanitaire rond de AfD doorbroken zou worden, maar daar stak ‘Berlijn’ dus een stok voor. In de zo ontstane situatie rijst de vraag of het voor de CDU niet tijd wordt het cordon sanitaire tegen Die Linke nu eindelijk eens op te heffen. In het geval Ramelow is dat cordon echt een gotspe. De man is de redelijkheid zelve. Hij komt zelf helemaal niet uit de voormalige DDR maar is van oorsprong een solide vakbondsman uit het rijke Hessen. De Bondsregering maakte enkele jaren  geleden dankbaar gebruik van zijn grote bemiddelingstalenten toen hij het lange en taaie spoorwegconflict tussen Bundesbahn en vakbonden met succes tot een einde wist te brengen.  

Hoe de Thüringse kwestie ook mag aflopen [er zullen waarschijnlijk vroeg of laat wel vervroegde Landestagwahlen komen],  inmiddels is wel duidelijk dat het door de CDU gehanteerde cordon sanitaire tegen Die Linke zijn langste tijd gehad heeft. Ook meer en meer lijkt duidelijk te worden dat  een ‘middenpartij’als de CDU er stilzwijgend van uit gaat dat substantiële electorale successen van de AfD vooralsnog beperkt lijken te blijven tot de voormalige DDR-gebieden. Maar is dat wel terecht? In het westen loopt wil men  inderdaad [nog] niet en masse warm lopen voor  radicaal en extreem rechts, zeker niet in de drie rijke zuidwestelijke deelstaten [Hessen, Baden Württemberg en Beieren]  – zo blijft men in het vanouds behoudende Beieren de voorkeur geven aan conservatisme van eigen snit en makelij. Maar in het beduidend minder welvarende noordwesten van het land met  oude industrieën zou de zaak op termijn wél kunnen gaan schuiven – in het Saarland, Noordrijn Westfalen, Bremen en delen van Nedersaksen bijvoorbeeld -,  een en ander afhankelijk van economische, sociale en maatschappelijke stagnaties of juist stroomversnellingen ten kwade. Op den duur zou een en ander  daarom toch wel eens lelijk kunnen gaan kantelen – zeker op sociaal en economisch gebied   naarmate het ‘verdienmodel’ van het in de EU ingebedde ‘Heilige Ordoliberale Rijk der Duitse Economie’ [7] steeds meer sporen van metaalmoeheid gaat vertonen.

=Nederland: zelfvoldaan, structureel [crypto]-racistisch en -meritocratisch, narcistisch   

Maar wat volop in het voordeel van Duitsland pleit is het waarachtige en breed gedeelde schuldgevoel en de bezorgdheid wanneer medelanders met een migrantenachtergrond getroffen worden door rechts-extremistisch geweld. Deze fundamenteel zelfkritische houding versterkt het  besef van de noodzaak in ieder geval wél vast te houden aan het cordon sanitaire tegen de AfD. Hoe anders is dat in het aanpalende Nederland waar de verregaande ruggengraatloosheid van partijen als CDA en VVD pijnlijk in het oog springt. Sinds de Fortuynrevolte hebben zij nu al bijna twee decennia lang meermalen schaamteloos gemene zaak gemaakt met rechts populistische partijen als LPF en PVV. Recentelijk dreigt een samenwerking in de provincie Noord-Brabant met FvD. Dit alles met een steeds verder jammerlijk naar rechts afglijden van het dominante politieke discours. Het gebeurt allemaal in een dusdanige larmoyante zelfgenoegzaamheid over eigen nationale identiteit dat Nederlanders die een tijd lang in het buitenland vertoefden na terugkeer in het vaderland niet zelden het de indruk krijgen hier met een wrange komedie terecht gekomen te zijn. Daarbij komt vooral de halsstarrige weigerachtigheid het eigen koloniale verleden kritisch onder ogen te zien schrijnend naar voren. En die halstarrigheid blijft niet beperkt tot rechts-populistische kringen [waar dat verleden als het even kan het liefst zo veel mogelijk verheerlijkt wordt], maar is diep ingebed in mainstream-Nederland. Ons land kent nog al dat een beschamende blinde vlek heeft voor eigen structureel racisme – dat nog steeds heel veel witte Nederlanders niet inzien dat het bij de figuur van Zwarte Piet gaat om een regelrecht racistisch stereotiep gaat spreekt in dit verband boekdelen.  Niet alleen structureel crypto-racistisch is de Nederlander overigens, maar ook minstens zo sterk crypto-meritocratisch. De vrome Hollandse calvinist durft natuurlijk niet openlijk te beweren dat bij zijn zielenheil zelf zou kunnen verdienen, maar met zijn arbeidzame en obsessief op kapitaalsaccumulatie gerichte levensstijl rekent hij stiekem maar al te vast op een gerieflijk plekje in de hemel – materiële voorspoed  als teken van goddelijk uitverkiezing. In geseculariseerde vorm is dit crypto-meritocratisme in onze neoliberale tijden meer dan springlevend, Webers Geist des Kapitalismus indachtig [8].  En ook narcistisch is Nederland inmiddels geworden, vooral sinds de booming neoliberale 90 van de vorige eeuw – de leiders van het rechtse populisme in Nederland zijn sindsdien zonder uitzondering  onverbeterlijke narcisten, de ene ijdeltuit nog erger dan de andere – van Fortuyn tot en met Thierry B. Met dergelijke leidersfiguren is een nieuw mensentype ontstaan dat naadloos past in de lifestyle van de hedendaagse door de Angelsaksische wereld gedomineerde cultuurindustrie –  leiders als Trump en Johnson zijn er de exponenten van.

Aldus doemt er voor Nederland een beeld op van een giftige mix van ruggengraatloosheid, zelfvoldaanheid, structureel  crypto-racisme & -meritocratisme en – lest slechtst – narcisme. Per saldo een beeld dat me op dit moment beduidend onheilspellender voorkomt dan de situatie bij onze oosterburen. Vooral die Hollandse glijdende schaal naar rechts, diep naar beneden baart me zorgen. Als er nu een in Noord-Brabant een provinciale coalitie van CDA en VVD met de club van Thierry B. tot stand komt, zou dat wel eens de opmaat kunnen worden voor een zelfde coalitie op nationale schaal na de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Een land geregeerd door mest- en drugsfrauderende megastal-boeren, handige loopjongens van de door Rutte zo bejubelde multinationale lobby’s en hagiografen van oud en hedendaags racisme en meritocratisme. En dit alles onder de regie van leiders die ons willen vangen in hun eigen kwaadaardige spiegelbeeld…

=Voorlopige balans

Begin maart werd uiteindelijk rood-rood-groene minderheidsregering in Thüringen beëdigd, met Bodo Ramelow als ministerpresident. Dankzij het gedogen door de CDU via een  “Stabilätsmechanismus” tussen de drie linkse partijen en de CDU, een uiterst minimaal zespuntenprogramma om te voorkomen dat de AfD via ‘Destruktive Mehrheiten’ weer opnieuw op slinkse wijze roet in het eten kan gooien [9]. In Noord-Brabant wordt aangekoerst op een coalitie van VVD, CDA, Lokaal Brabant  met het FvD. Er is inmiddels een akkoord over een achtpuntenprogramma gesloten. Bij de formulering van het zevende punt springt de onwaarachtigheid van de hele operatie meteen in het oog, en dat blijkt dan natuurlijk vooral uit de glibberige woorden na de komma: “Wij zijn een betrouwbare partner bij de uitvoering van het Klimaatakkoord, onder voorwaarde van haalbaarheid, betaalbaarheid en draagvlak.” [10].

In Duitsland lijkt het afglijden naar extreem rechts – althans voorlopig – gestopt. In Nederland heeft men een volgende stap gezet op de glijbaan verder naar beneden. En daar doet zich bovendien op nationaal vlak een minstens zo onheilspellende ontwikkeling voor: het heulen van het politieke christendom met het fascisme van Thierry B. Na CDA en SGP begint nu ook de partij-ideoloog van de CU  oren te krijgen naar diens gedachtegoed 11].

[redactie gesloten 7 maart 2020]

 

NOTEN 

[1]
Walter BenjaminDas Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarheit  Frankfurt a. M. [Suhrkamp] 1966, blz. 42

[2]
Sleutelpassage uit het vorig jaar verschenen Theorie van de kraal Kapitaal Ras Fascisme van de  Rotterdamse sociologen Willem Schinkel en Rogier van Reekum, Amsterdam [Boom] 2019, blz. 27

[3]
Zie o.m.  Het vergeten en miskende oosten in mijn nieuwsbrief op deze site (Nieuws – Winter 2016/2017)

4]
Over de kwalijke gevolgen van de ondoordachte en arrogante West-Duitse aanpak van het oosten van Duitsland na de Wende voor economie, landschap en samenleving  zie ook o.m.:  Im Osten nichts neues? /deel twee – Dubbelkrimp in stedelijk Oost Duitsland In: www.dubbelkrimp.nl. Kwartaaljournaal Herfst 2015; zie link:  http://www.dubbelkrimp.nl/downloads/herfst-2015/ImOstennichtsneuesTwee.pdf

5]
Zie ondermeer in: Oliver Das Gupta, “Die Politik muss den grossen Wurf wagen” [een interview met Bodo Ramelow, minister -president van de deelstaat Thüringen] In: Süddeutsche Zeitung van 25-8-2015

[6]
Dit is de laatste alinea uit Tussen Münster en Mühlhausen in mijn nieuwsbrief op deze site (Nieuws – Herfst 2015)  op deze site

[7]
De term is ironisch ontleend aan: Pierre Rimbert, Le Saint Empire économique allemand  In : Le Monde diplomatique februari 2018 blz. 13.  Het relatieve voordeel dat Duitsland sinds de Val de Muur geniet van het gebruik van Midden- en Oost-Europa als nabijgelegen lagelonen-reservoir loopt gaandeweg ten einde; hetzelfde dreigt op termijn voor het decennialang door Duitsland [ wie zei daar Schäuble?] opgelegde  ordoliberale dictaat aan de EU.

[8]
Zie de laatste alinea uit Kapitalisme in combinatie met calvinistische predestinatie – Een fatale verbinding in mijn nieuwsbrief  op deze site: (Nieuws – Herfst ([b] 2019) en Max Webers klassieke studie Die protestantische Ethik  und der “Geist” des Kapitalismus  Weinheim [Beltz Athenäum Verlag] 1996[2]. Becommentarieerde herdruk op basis van de eerste editie van 1904/ 1905

[9]
Michael Bartsch, Zurück an die Arbeit  In:  Tageszeitung van 6-3-2020; zie link: https://taz.de/Archiv-Suche/!5666076&s=th%C3%BCringen&SuchRahmen=Print/

[10]
Ernst van Welij, VVD, FvD, CDA en Lokaal Brabant vinden elkaar in principes van samenwerking  Uit een persbericht van het CDA Brabant van 6-3-2020; zie link: https://cdabrabant.nl/vvd-fvd-cda-en-lokaal-brabant-vinden-elkaar-in-principes-van-samenwerking/

11]
Guus Valk en Petra de Koning, Partij-ideoloog ChristenUnie: ‘Thierry Baudet schreef rake analyses’  In NRC/HB   6-3-2020; zie link: https://www.nrc.nl/nieuws/2020/03/05/thierry-baudet-schreef-rake-analyses-a3992858

Nieuws/ Winter 2019-2020

Wie werpt zich in het kolkgat van de dijkdoorbraak?

Over de eigen schaduw heenspringen:
opgave en uitdaging ineen

“Het wassende water is het centrale thema waarmee een nieuwbakken deltacommissie zich momenteel bezig houdt. De trefwoorden zijn genoegzaam bekend: stijging van de zeespiegel, daling van de bodem, sterkere fluctuaties in de toevoer van het rivierwater en in de neerslag, verbrakking die gevolgd door verzilting. Inderdaad: ‘pas dan op voor de zee en de rivieren’. De ondergang van de  van de ‘onnatuur’ die nog honderd jaar kan duren in  de woorden van [J.B.] Charles [1]  van een halve eeuw geleden lijkt meer en meer, wetenschappelijk onderbouwd en al, waarachtig werkelijkheid te kunnen gaan worden.

Wat zou een adequate houding tegenover deze nieuwe toekomst van landschap en natuur kunnen zijn? Kan de hiervoor al vermelde, door [Simon] Schama gehanteerde primitieve paniek – letterlijk te lezen als Pan-iek met een verwijzing naar Pan, de god van onder meer de beestachtigheid en het dierlijk instinct – hier soelaas bieden? Kan de oermens, de autochthon, de sleutel vormen tot een nieuwe verhouding ten opzichte van de natuur in die zin dat er een op de evolutie theorie gebaseerde continuïteit tussen dier en mens bestaat? [2] Het is een prikkelende flirt met de klassieke mythologie, maar zo’n flirt alleen is natuurlijk niet genoeg – de flirt zou als het daarbij zou blijven neerkomen op culturele en intellectuele regressie. Hoe kunnen angstvisioenen van overwoekering en overstroming gesublimeerd worden in creatieve land- en waterschappelijke combinaties en transformaties? – dat is hier de centrale vraag. In het geval van het visioen van de overstroming kent het vanouds amfibisch ingestelde Nederland in dit opzicht een rijke maar helaas maar al te vaak verdrongen traditie uit het vroeg-moderne tijdperk waarin behendig en tegelijk met de nodige eerbied voor de oerkracht van de natuur ingespeeld werd op de krachten van het zeewater. Het icoon bij uitstek van die traditie is de inlaag – de waterwisselruimte  tussen Waker- en Slaperdijk. Eertijds behalve als buffer tegen het wassende water ingericht en ook voor de nodige aardhaling om de dijken en het land op peil en kracht te brengen. Hoe kan heden ten dage de inlaag zich ontpoppen tot proeftuin en kweekvijver voor duurzame zoete en zilte teelten en voor energieopwekking door het samenspel van zoet en zout, het trauma van de Hedwigepolder voorbij?  Jawel – dat zou zomaar in dit land de gedroomde symbiose van natuur en cultuur van de 21e eeuw kunnen worden. Maar is meebewegen alléén wel voldoende? Wie werpt zich in het kolkgat van de dijkdoorbraak?”

Dat vroeg ik me zeven jaar geleden af aan het slot van mijn artikel in het 175-jarig jubileumnummer van De Gids [3].  Die vraag is heden en dage, een slap klimaatakkoord en een beschamende stikstofcrisis verder, actueler dan ooit.  Naast de vraag wie zich in het kolkgat werpt zijn de vragen waar en wanneer dat moet gebeuren minstens zo relevant. Laten we hier beginnen met de waar-vraag, natuurlijk niet primair in letterlijk zin op  te vatten maar in figuurlijke. In de huidige maatschappelijke discussie ligt nu nog sterk de nadruk op de strategie van het terugdingen van de uitstoot van broeikasgassen en veel minder op de strategie van het meebewegen met de luimen van het water. Maar de laatste tijd begint men meer oog te krijgen voor de vraag wat te doen als processen als  klimaatverandering en stijging van de zeespiegel ondanks de nodige  duurzaamheidsmaatregelen zich toch doorzetten, misschien zelfs in een beduidend sneller tempo dan dat tot voor kort voor mogelijk werd geacht. Dan zou de strategie van het meebewegen sterker in beeld kunnen komen, iets dat de laatste maanden meer en meer lijkt te gebeuren, getuige diverse artikelen en reportages in de media [4]. In  beide strategieën bestaat de neiging ex- dan wel impliciet uit te gaan van een antropocentrische benadering.  In de anti-broeikasgassen-strategie is die neiging  in bepaalde opzichten misschien nog wel het sterkst. Daar lijkt het geloof in de gehanteerde wetenschappelijke prognoses het krachtigst beleden, het ontzag voor de mogelijkheden van het menselijk vernuft  natuurlijke processen in al  hun complexe  consequenties  voor de menselijke soort bijna feilloos te kunnen doorgronden het grootst.  De strategie  van het meebewegen lijkt die neiging  tot een zekere overschatting van het cognitieve minder te vertonen, lijkt  eerder openingen te bieden  om nieuwe inzichten en technieken te kunnen paren aan een intuïtief respect voor een natuur waarin de mens slechts één schakeltje is en zeker geen directeur of rentmeester. En de vroomste rentmeesters ontpoppen zich immers niet zelden tot de meest onwaarachtige potentaten.

Bij het stellen  van de wanneer-vraag stuiten we opnieuw op beide strategische oriëntaties met hun d onderlinge tegenstrijdigheden. Of gaat het hier vooral om slechts schijnbare tegenstrijdigheden? In ieder geval sluiten beide oriëntaties elkaar niet uit maar vullen elkaar vooral aan. In de anti-broeikasgassen-strategie staat de tijdhorizon op zijn scherpst: als we Moeder Aarde rond 2050 klimaatneutraal willen hebben, moeten we nu meteen beginnen. Bij  de meebewegen-strategie ligt de overstromingsrampen-tijdhorizon weliswaar niet vóór het jaar  2100 te liggen, maar planologisch zouden we gezien de afschrijvingsduur 5] van gebouwen van 75 jaar eigenlijk ook nu al moeten beginnen, door bijvoorbeeld in ieder geval nu al niet meer te bouwen op laaggelegen waterstaatkundig precaire locaties. Mag de tijdhorizon in beide strategische oriëntaties dus minder met elkaar in strijd  te zijn dan op het eerste gezicht lijkt, wat betreft prioriteitsstelling in de handelingsperspectieven lijken de tegenstrijdigheden serieuzer. Lijken inderdaad. Want de nadruk mag  op dit moment in de hele  klimaatdiscussie weliswaar nog steeds op de broeikasgassen liggen, inmiddels ontstaat intussen langzaam het besef dat het zou beslist geen kwaad zou kunnen ook nu al simultaan een ‘Plan B’ te ontwikkelen voor het geval de klimaatverandering sneller en heftiger verloopt dan verwacht of beoogd, een plan met een meebewegen als belangrijk bestanddeel. Hier wordt het dus de centrale opgave én uitdaging om nu eindelijk eens over de volle dubbele bandbreedte over de eigen schaduw heen te gaan springen door het terugbrengen van de uitstoot  van broeikasgassen te paren aan het meebewegen met de luimen van het water.

Over de eigen schaduw heen springen als opgave en uitdaging – het is een adagium dat minstens zo sterk van toepassing is op de wie-vraag. Wie speelt de hoofdrol in de uitvoering van beide even onmisbare strategieën? Het individu of de sociaaleconomische machtsstructuren? “Geen van beide en  tegelijk allebei“ is het even voor de hand liggende als lastig in het dagelijkse leven in de praktijk te brengen antwoord. Ongetwijfeld  is alles altijd ‘de schuld van het kapitaal’, maar wie die macht  met succes wil kunnen bestrijden moet zowel in zowel zijn strijdmethoden als in zijn alledaagse levenspraktijk in bredere zin persoonlijk de beoogde nieuwe duurzame levensstijl kunnen vóórleven. En dat gaat niet zonder het  “au“  van het klassieke offer.

=====nieuw op de site===================================================

>onder de knop Geschiedenis van de toekomst:

  • PU  (Neo)kolonialisme, kapitalisme en de plundering van de natuur (In: Indies Tijdschrift – krities en onafhankelik  nulnummer, Den Haag, oktober 2019)

NOTEN

[1]
Hier wordt verwezen naar het gedicht Zuid Holland van de dichter  J.B. Charles, waarvan hieronder de meest relevante passage:

Pas dan op voor de zee en de rivieren!

Hier hebben vogels
het voor het schreeuwen
en voor het schrijven
van hun namen
in de hemel boven
vlossige regenbomen,
die hier krampachtig
maar onvoldoende
wortelen in hun onmachtig-
zwarte moerasgrond,
nauwelijks drooggepompt
door de gemalen.

In dompige schuren
wordt onmondig vee
gevangen gehouden ;

 Kalveren, lammeren,
voorgangers, martelaren,
het mes wikkelt ze los
uit de dampende huiden;
zacht smoort het vlees in de pot
en op het perkamenten omhulsel
schrijven mannen in zwarte jassen
met zwarte hoeden,
(van de wol van de schapen)
godgeleerde tractaten.
De vissen die hier wonen
weigeren boven te komen
om die geschriften te lezen.
Zij denken: deze onnatuur kan
nog honderd jaar duren maar dan,
pas dan op voor de zee en de rivieren!
Onze orde komt terug!
Op de bodem van een van de plassen
Werken nijvere dieren
Aan het geheime bevrijdingsplan.
De vogels vermoeden het al jaren.
Straks zullen zij zich aan de kant
Van de opstandelingen scharen.

Uit:  J.B. Charles, Ik ben het. Gedichten  Amsterdam [De Bezige Bij] 1990

 [2]
Simon Schama, Landschap & Herinnering  Amsterdam [Contact]1995, p. 558-559

 [3]
Steven van Schuppen, Vóór ons de zondvloed In: De Gids Jubileumnummer 2012/7

 [4]
Zie bijvoorbeeld de tv-programma’s
=Waterlanders [VPRO/ Tegenlicht] van 22 september 2019; zie link: https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/kijk/afleveringen/2019-2020/waterlanders.html
= Buitenhof van 6 oktober 2019 [Nederland en de zeestijging] ; zie link: https://www.vpro.nl/buitenhof/speel~POMS_AT_15693841~nederland-na-de-zeestijging~.html

[5]
Zie in dit verband de  bijdrage van planoloog en voormalig directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving Maarten Hajer met ondermeer diens pleidooi een planningstermijn van zeker 75 jaar te hanteren, ook in het programma Nederland en de zeestijging ; zie [opnieuw] link: https://www.vpro.nl/buitenhof/speel~POMS_AT_15693841~nederland-na-de-zeestijging~.html .

Nieuws/ Herfst 2019 [b]

Kapitalisme in combinatie met calvinistische predestinatie 

Een fatale verbinding

 . “In het vroege 18e-eeuwse liberalisme stonden matigheid en soberheid en niet het streven naar ongebreidelde groei en winstbejag centraal. Niet voor niets schreef Adam Smith naast The Wealth of Nations zijn The theory of the moral sentiments. Alle gepredikte soberheid doet echter niets af aan de constatering van [filosoof] Thomas Deleus dat in de democratische revoluties van de 18e eeuw de reikwijdte van democratie beperkt wordt tot het politieke domein, geheel in lijn met de denkwereld en de belangen van een bourgeoisie wiens emancipatie in deze jaren in een stroomversnelling komt.”

 Dat schreef ik in no.7/ 2013 van De Gids [Democratie, gelijkheid en markt]. De  door Smith voorgestane matigheid past in het calvinisme van de Church of Scotland. Die cultuur van rationele matigheid wordt ingegeven door de calvinistische predestinatieleer volgens welke de mens zijn uitverkiezing niet zelf kan beïnvloeden – bijvoorbeeld door het verrichten van goede werken zoals in de katholieke kerk – maar geheel afhankelijk is van goddelijke genade. Maar de mens – mits waarachtig gelovig  – mag er wél in alle redelijkheid vanuit gaan dat God hem gunstig gezind is. Óf dat het geval is zou af te lezen zijn aan de mate waarin de inspanningen in berekenende matigheid en in een systematisch doorgevoerd arbeidsethos al in het aardse leven hun vruchten afwerpen. Wereldlijke voorspoed als graadmeter voor goddelijke uitverkiezing – dat is  juist het tegenovergestelde van de betrokkenheid met de verschoppelingen der aarde zoals in Paulus’ eerste brief aan de Corinthiërs gepredikt wordt – zie onze eerdere herfst-nieuwsbrief. Crypto-merocratische hardvochtigheid ten aanzien het uitschot der aarde van onder een o zo vrome dekmantel…

De Duitse socioloog Max Weber [1864-1920] heeft in zijn boek Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus niet zozeer de causale dominantie van denken boven de economie willen  stellen, maar wel willen aangeven hoe uit een verbinding van twee elementen – kapitalisme en calvnistische predinatieleer – iets nieuws kon ontstaan.  De beslissende push in die richting is waarschijnlijk van de economie uitgegaan toen het kapitalisme in de loop van de 18e eeuw in een stroomversnelling raakte en de bandbreedte waarop het opereerde doorslaggevend verbreedde. Het ‘calvinisme’ leeft in zijn gesecuariseerde,  niet-transcendentele vorm heden ten dage sterker dan ooit voort, als Geist des Kapitalismus.  Met de geest van Paulus heeft het echter bitter weinig meer van doen.

Nieuws/ Herfst 2019

Paulus, Badiou

en de legitimiteit van de utopie

TINA: The Is No Alternative.  Dat is sinds de neoliberale jaren 90, sinds de ‘afschaffing’ van de geschiedenis, het allesbeheersende adagium van deze tijd. De status quo als Eeuwigheid der Dingen, met daaraan gekoppeld het Grote Taboe op de Verfoeilijke Utopie, die immers onvermijdelijk in de praktijk in naargeestige distopie zou gaan verkeren.

Tegen een dergelijk cynisch flirten met het noodlot als ultieme wijsheid bestond na de Val van de Muur maar weinig oppositie, maar die is er, hoe zwak in ons even broodnuchtere als door en door neoliberale Nederland ook, altijd wél blijven bestaan om na de economische crisis van 2008 weer meer gehoor te krijgen. De belangrijkste oppositionele denkers kwamen en komen veelal uit  linkse,  vooral Zuid-Europese hoek. Het zijn denkers die zich nimmer zelfgenoegzaam hebben ingegraven in hun  eigen socialistisch wetenschappelijke voortreffelijkheid, maar altijd oog hebben gehouden voor de utopische, messianistische kant van bijvoorbeeld van – vooral een jonge – Marx. Hun aandacht richt zich daarbij onvermijdelijk op het vroegste christendom, en dan met name op de brieven van de apostel Paulus.  Het betreft hier dan linkse politieke filosofen als de Italiaan Giorgio Agamben, de Sloveen Slavoj Zizek en de Fransman Alain Badiou wiens Saint Paul. La fondation de l’universalisme uit 1997 pas ruim tien jaar later in Nederlands werd vertaald als Paulus. De fundering van het universalisme  [Kampen (Ten Have) 2008]. Dit drietal staat ook centraal in Het uitschot en de geest. Paulus onder filosofen van de Njmeegse filosoof Gerrit-Jan van der Heiden [Nijmegen (Vantilt) 2018].

Mijn aandacht op die titels werd deze zomer weer gewekt door een interview in de NRC met Badiou naar aanleiding van een lezing die hij gaf op het Wijsgerig festival Drift in Amsterdam afgelopen mei. Het onmogelijke mogelijk maken is in dat interview zijn devies, geheel in de geest van Plato én in de geest van Paulus. De revolutie die de drie linkse Paulus-filosofen op het oog hebben behelst geen kerkelijke omwenteling maar een politiek-maatschappelijke revolutie tegen het kapitalisme, van een puur metafysische oriëntatie naar een te ontwikkelen alternatief in het werkelijke ondermaanse leven met Christus’ opstanding en Paulus’ brieven als inspiratiebronnen. En daarbij gaat het vooral over diens brieven over genade en liefde met name voor de verschoppelingen der aarde – als in de eerste brief aan de Corinthiërs [het ‘uitschot’ in de titel van Van der Heidens boek] – en daar in de brieven waar  de geest ofwel de intentie gesteld wordt tegenover ‘het vlees’ in de betekenis van het vergankelijke en het louter op korte termijn haalbare en tegenover de doodse letter van de wet.

Dat er toch de nodige meningsverschillen bestaan tussen de drie filosofen in hun interpretatie van Paulus wordt duidelijk uit Van der Heidens boek. Zo ziet Badiou de opstanding vooral als volledig nieuw begin en als zodanig als scherpe breuk met de oudtestamentische wortels, het Joodse messianisme incluis – dit in tegenstelling in Agamben. Diens  benadering is veel genuanceerder  en heeft mede daardoor minder de neiging tot politieke instrumentalisering. Toch lijkt de maoïst Badiou op zijn oude dag ook genuanceerder te worden. In het interview met de NRC zegt hij dat hij inmiddels meer oog heeft voor een strategie van kleine stapjes: “Ik heb het liever over positieve, opbouwende actie in plaats van puur protest, en vervolgens helemaal niets.  [1]

[1]

Nynke van Verschuer, Filosoof Alain Badiou: “Zoek en weg die de wereld verandert”  In:  NRC/HB van 26 juli 2019  Zie ook link: https://www.nrc.nl/nieuws/2019/07/26/filosoof-alain-badiou-zoek-een-weg-die-de-wereld-verandert-a3968340?fbclid=IwAR2Amubs7VAUa76I2YJZq0cY4sBLT-f8z1frd1Rz5rhrSSSSUidfEH7tynM