Nieuws/ Zomer 2020

[“[redactie gesloten 7 maart 2020]” schreef ik in mijn lente-nieuwsbrief. Vlak daarna kwam de Corona-crisis….]  

Hoe de Corona-pandemie de traumatische breuklijnen in het Europese herinneringslandschap bloot legt… [deel I]

 De Corona-pandemie legt de traumatische breuklijnen in het Europese herinneringslandschap bloot. Zo leek vooral Duitsland aanvankelijk het best in staat zijn littekens te kunnen bewältigen, terwijl Nederland zich ontpopte als het vrekkige keffertje.

 Maar Europa bevindt zich niet in een vacuüm. De pandemie had in Amerika nog veel dramatischer en verder gaande gevolgen. De ziekte sloeg er extra hard toe, niet in de laatste plaats onder de sterk achtergestelde en gediscrimineerde zwarte en gekleurde bevolkingsgroepen. En toen eenmaal  de vlam  van het zwarte verzet in de pan sloeg, sloeg die ook vrijwel onmiddellijk over naar Europa. Een Europa dat worstelt met de eigen verdrongen koloniale schuld. In Nederland is de verdringing extra navrant en conflictueus – met aan de ene kant het discriminerende stereotype van Zwarte Piet en de ontkenning van het racistische karakter daarvan aan witte kant van aan de andere kant het al jaren groeiende verzet daar tegen. Nederland deelt die problematische koloniale erfenis met andere [vooral West]Europese landen.

 In Midden- en Oost-Europa likken de regionale grootmachten van weleer, Duitsland en Oostenrijk, nog steeds hun in de vorige eeuw opgelopen wonden en verdringen tegelijk de herinnering aan hun weinig zachtzinnige overheersing van de eigen achtertuin. Ondanks de rake klappen die de Teutonen toen mochten incasseren, is hun impliciete superioriteitsgevoel ten opzichte van ‘Slaven’ en ‘Turken’ er nog steeds niet echt minder om geworden. 

 En dan is er de klassieke breuklijn tussen romaans en germaans die voor een essentieel deel samenvalt met de belangrijke economische en culturele levensader  van het continent – de ader van Vadertje Rijn, contradictoire en traumatische breuklijn én inspirerende contactzone ineen. Belichaamd door de weerbarstige paradox van het eeuwige Lotharingen – de innerlijke schijntegenstelling én de keer op keer hardnekkig weerbarstige werkelijkheid van het legendarische middeleeuwse middenrijk  tussen West- en Oost Frankenland,  later tussen Frankrijk en Duitsland en daarmee tegelijk tussen Zuid- en Noord-Europa heden ten dage.  

 Hier een speurtocht naar de Europese breuklijnen, van voor de hand liggend tot verholen en verdrongen: van Nordfriesland tot Algiers en van Noord Ierland tot de Krim. Een speurtocht naar de gevaren en de kansen die deze lijnen kunnen herbergen, tussen Eurexit en Eureka.   

 

=Gaat Duitsland echt over de eigen ordoliberale schaduw heen springen? 

Een grote angst om diep in de schulden te raken. Dat vormde tijdens de vorige crisis [2008/2010] de belangrijkste drijfveer voor landen als Duitsland en Nederland om in Europa de hand stevig op de knip te houden. In Duitsland rakelde de eurocrisis weer de herinnering op aan de hyperinflatie van vlak na de Eerste Wereldoorlog. In Nederland lag de kern van de angst in de obsessieve spaar- en verdienzucht die sinds onze zogeheten ‘Gouden Eeuw’ het wezenskernmerk van ons geharnaste handelskapitalisme vormt. Nog steeds, tot op de dag van vandaag.

Nu, tijdens de huidige ‘Coronacrisis’, lopen de Teutoonse en Bataafse opvattingen hoe deze nieuwe crisis te bestrijden echter opeens opvallend sterk uiteen. Dat vindt waarschijnlijk zijn oorzaak in het verschillende karakter van de gelaagdheid van de collectieve herinnering in beide landen. In Duitsland heeft de pandemie de herinnering aan een nog veel diepere angst aan het licht gebracht. Dat is de herinnering aan de totale chaos en ontreddering die de gebieden die tegenwoordig Duitsland vormen doormaakten in de eerste helft van de 17e eeuw. Jawel – de tijd de Dertigjarige Oorlog [1618 – 1648]. Die oorlog vormde het eind van een periode van anderhalve eeuw waarin niet alleen sprake was van oorlogen, politiek staatkundige versnippering en godsdienstgeschillen maar ook van klimatologische en economische crises. Daarbij staken regelmatig diverse ziektes weer de kop op – waaronder de gevreesde pest.  Na de Dertigjarige Oorlog was de bevolking in Midden Europa compleet gedecimeerd. Die eeuwenoude herinnering komt in ‘Duitsland’ weer boven in een dreigend diepe crisis als de huidige. Dan ontstaat de behoefte toch vooral de zaak ‘bij elkaar te willen houden’  – in eigen land én op eigen continent. Geheel in lijn met die behoefte was de snelheid waarmee Duitsland begin dit jaar opeens over de eigen schaduw heen sprong. Zelfs Wolfgang Schäuble, jarenlang de geharnaste minister van financiën van Duitsland sprak met afgrijzen over de vrekkige weigerachtigheid van Wopke Hoekstra te investeren in Zuid Europa bij het uitbreken van de crisis. Schäuble nota bene, die tijdens de Eurocrisis vanaf 2010 altijd onwrikbaar was  waar het ging  om de handhaving van de begrotingsdiscipline bij de zuidelijke EU-lidstaten. Begrotingsdiscipline – dat was  het alfa en omega van het Wirtschaftswunder  tijdens de Duitse wederopbouw, het paradepaardje van Erhards soziale Marktwirtschaft. Het was ook het economische adagium dat Duitsland altijd al zo graag probeerde op te leggen aan de EEG, later de EU – ook,  ja juist in tijden van crisis. Het vormde samen de greep die het [west]Duitse bedrijfsleven na de Wende had gekregen op de industrie in het voormalige oostblok de als onverwoestbaar oersolide geachte basis van wat we hier op deze site al eerder ironisch-sarcastisch het Heilige Ordoliberale Rijk van de door Duitsland gedomineerde Europese Econimie doopten [1].  Natuurlijk, de economie van dat Heilige Rijk was de laatste  tijd al wel wat sleets geworden – niet in de laatste plaats veroorzaakt  door metaalmoeheid op innovatief  vlak, maar er bestond verder weinig directe aanleiding om het budgettaire roer begin dit jaar zo radicaal en abrupt om te gooien als onlangs gebeurde. Angstvisioenen uit de diepste krochten van het Duitse collectieve geheugen moeten hierbij toch echt de doorslaggevende rol in gespeeld hebben en doen dat nog steeds. Maar hoe blijvend is het resultaat van de Teutoonse sprong over de eigen schaduw zodra het Corona-spook weer geweken lijkt? Keert de Duitse economische en politieke elite dan, eenmaal van de ergste schik bekomen,  spoorslags op de ordoliberale schreden terug?  Dikke kans dat dit inderdaad gebeurt, maar dan wel in combinatie met een nog sterker aanleunen tegen de reserves in het Midden- en Oost-Europese achterland. Maar dan wel in de vorm van een heel selectief aanleunen waarbij vakkundig de economische krenten uit de Midden- en Oost-Europese pap gepikt worden. Maar dat vosachtige kunstje is Duitsland vanouds wel toevertrouwd. Wie wordt hier de Genscher van de 21e eeuw?

=Nederland: van trotse Republiek tot  Anglo-Amerikaanse Vijfde Colonne?  

Hoe anders leeft dit alles voort in de Nederlandse collectieve herinnering. De Dertigjarige Oorlog vormde ‘bij ons’ uiteindelijk de uiterst glorieuze staart van de ‘eigen’ Tachtigjarige Oorlog. Met als eindbeloning een eigen Republiek, én los van de gehate Habsburgse koning van ‘Hispanje’ én los van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie. Na de glorieuze afloop van de Tachtig- dan wel Dertigjarige Oorlog  was de Nederlandse Republiek  itgegroeid tot een natie die blaakte van rijkdom, zelfvertrouwen en zelfvoldaanheid. Een zelfde gevoel van zelfvertrouwen dat het hedendaagse Nederland beving toen het na de crisis van 2008 – 2010 plotseling sneller dan ooit omhoog schoot. De BV Nederland als onbetwistbare kampioen van de efficiency van de just-in-time-verdienmodellen. Maar toen de Corona-crisis zich aandiende kwam vrij snel de keerzijde van die verdienmodellen pijnlijk aan het licht. Hals over kop moest  Nederland assistentie vragen bij de grote oosterbuur omdat bij ons een tekort  aan ic-capaciteit naakte. Zo moest bijvoorbeeld het ziekenhuis in Zwolle dat lelijk overbelast dreigde te raken door de corona-uitbraken in de Kop van Overijssel en op de noordelijke Veluwe, in der haast zijn toevlucht nemen tot het ziekenhuis in het Duitse Münster.

Münster – dat is ook de stad waar in 1648 de Nederlandse Republiek zijn glorierijke vredesverdrag mocht sluiten. Münster is tegenwoordig een opvallend rijke stad, onderdeel van de gouden rand van de economisch maar heel bescheiden presterende Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. Het zijn dergelijke sociale en economische ongelijkheden die het verdienen om overwonnen te worden. Want Duitsland wil wél de boel bij elkaar houden’, zoals we al eerder signaleerden.  Nederland mist vooralsnog dat besef en die behoefte. Het lijkt zich daarentegen obsessief vast te willen klampen aan de mythes rond de reeds lang  vervlogen Gouden  Eeuw. Een eeuw die eigenlijk  al in 1688 met de Glorious Revolution ten einde was gekomen.  Militair en geo-politiek vormde de invasie van stadhouder Willem III in Engeland om de katholieke koning Jacobus II te onttronen een eclatante overwinning op katholiek Europa onder leiding van het absolutistische Frankrijk van Lodewijk XIV, maar tegelijk plaveide de personele unie tussen de aartsrivalen Engeland en Nederland juist de weg voor de opbouw van het uiteindelijk wereldomspannende Britse Empire. Sindsdien is de Nederlandse positie eigenlijk niet meer dan een voetnoot bij de wereldgeschiedenis. Na het Congres van Wenen in 1815 degradeerden de Lage Landen tot een Brits protectoraat op het Europese vasteland, na de Tweede Wereldoorlog tot verlengstuk van de V.S. Van dat verlies aan geopolitieke gewicht heeft  het in de loop der tijd toch wat ingeslapen land de laatste eeuwen voor het eigen gevoel overigens weinig last gehad.  Maar nu, na de Brexit, ziet het plotseling uit een nachtmerrie wakker geschudde Holland dat het hopeloos klem dreigt te komen zitten tussen het Amerika van een even gevaarlijk als kwaadaardig lunatische Trump en het Europa van  een steeds eigenstandiger en trefzekerder opererende Merkel. Hoe lang denkt het nog ongestraft zijn rol te kunnen spelen als Vijfde Colonne van het Anglo-Amerikaanse neoliberalisme op het Europese vasteland?  Een rol die overigens al veel langer op gespannen voet staat met de verhoudingen binnen het  Nederlandse bedrijfsleven.  Eigenlijk al sinds de opkomst van het Duitse Ruhrgebied in de tweede helft van de 19e eeuw kent de Nederlandse economische elite namelijk twee sterk tegen over elkaar staande partijen, de Noord-Atlantische en de continentale. Het lastige parket waar de Hollandse economische elite op dit moment in dit verband in verzeild is geraakt  kan heel treffend geïllustreerd worden aan de hand van de heikele positie van de nationale bedrijfsiconen  in de huidige crisis.  Shell, Unilever en Hoogovens [in Tata-verband gekoppeld aan British Steel] dreigen vroeg of laat in de Brexit-versnipperaar terecht te komen. Aan de andere kant  worden KLM/Schiphol en de Nederlandse sterk op de export gerichte bioindustrie alleen maar meer en meer afhankelijk van de in Nederland  zo voorspelbaar werktuiglijk verfoeide  Brusselse beslismachine.  Zou een op economisch vlak zo  sterk verdeelde nationale elite in een dergelijke penibele situatie überhaupt in staat zijn Nederland als land opnieuw met succes te definiëren? Met het inmiddels tot op de draad versleten cliché van Nederland als Besloten Vennootschap gaat dat in ieder geval nooit lukken. En de meeste andere culturele of politiek-ideologische  concepten, symbolen en tradities lijken inmiddels ook  hun samenbindende werking ruimschoots te hebben verloren – van de tot vervelens bejubelde ‘tolerantie’ tot en met de steeds feller omstreden Zwarte Piet. Nee, op eigen kracht zal het Nederland inderdaad niet lukken zichzelf opnieuw overtuigend uit te vinden. Hoe harder de Brexit bij dit alles uitpakt des te beslister zal de economische en politieke elite van het steenrijke Holland zijn toevlucht moeten zoeken bij Berlijn. Dat moet dan natuurlijk wel heel omfloerst gebeuren om de draai goed op de binnenlandse Bühne te kunnen verkopen. Maar dat kunstje is Mark Rutte wel toevertrouwd…

=Midden- en Oost-Europa: de Duitse achtertuin als eeuwig wingewest en cordon sanitaire?

Vrij snel na de opheffing van de lockdown in juni [2020] bracht de Corona-pandemie zowel in  Duitsland als Nederland op pijnlijke wijze de minder fraaie kanten van het Heilige Ordoliberale Rijk  van de door Duitsland gedomineerde Europese Economie aan het licht. Er braken in diverse slachterijen aan weerszijden van de grens felle uitbraken van het virus uit, veroorzaakt door de slechte arbeids- en huisvestingsomstandigheden van de veelal uit Oost Europa afkomstige arbeidsmigranten. Het gangbare rooskleurige plaatje van een economisch bestel gebaseerd op geavanceerde technologie  en humane arbeidsverhoudingen kwam hiermee wel in een heel schril daglicht te staan. De uitbuiting van het Heilige Rijk blijkt hiermee niet alleen veilig op afstand plaats te vinden, ver weg in de lagelonen-zônes in de Oost-Europese periferie, maar ook ‘gewoon’ just around the corner. En niet alleen in de slachterijen,  maar ook in de grijze dozen van de transportlogistiek centra, in de glazen wereld  van de tuinbouwkas en op de immer bezige bouw. En daarmee ook in de abonimabele woononderkomens die daarbij helaas bij horen, van krakkemikkig tot ‘pensioen’ verbouwd overbevolkt appartement tot doorrottende stacaravan. Het is de schaamteloze leugen van het rijke Noord Europa dat zo graag afgeeft op de spreekwoordelijke luiheid van de Zuid Europaan en intussen niet te beroerd is zijn eigen werkers uit het oosten van ons werelddeel met minimaal fatsoen te behandelen. Nederland doet in opzicht helaas geen millimeter onder voor zijn oosterbuur. Sterker nog in het behandelen van Midden- en Oost-Europa als wingewest heeft  ‘Holland’ trouwens de oudste rechten.  Jawel, die oudste rechten houden verband met de befaamde zogeheten ‘Moedernegotie‘ , de handel met het Oostzeegebied waarmee Amsterdam en de Westfriese steden in de loop van de 15e eeuw het monopolie van het hanzevebond met succes wist te door breken door hier zelf betrekkingen aan te gaan, met andere, vaak verder stroomopwaarts gelegen nederzettingen. Zo ontstond een compleet handelsnetwerk mét grote gevolgen voor het achterland. Polen werd bijvoorbeeld in de 17e eeuw en soort agrarisch district van de Nederlandse Republiek – met grootschalige landbouwontginningen in het bassin van de Weichsel – een derde van de rogge-oogst vond zijn weg naar Holland. Een grensoverschrijdend economisch netwerk  met horigheid en lijfeigenschap in het oosten als bestanddelen dus.Het blijft in dit verband overigens opmerkelijk dat dit Hollandse  commerciële ‘kolonialisme’  tot nu toe aan de aandacht van de aandacht van hedendaagse activisten is ontsnapt.

Heden ten dage speelt Duitsland natuurlijk de hoofdrol waar het gaat om de uitbating van het Europese oostelijke achterland, waarbij Pruisen zich in de loop der tijd ontpopte als dominante macht binnen de Duitse invloedsfeer. Pruisen met zijn eigen buiten het Heilige Roomse Rijk  oostelijke speerpunt Oost Pruisen. Want het oosten was hier de ‘barbaar’, de ‘vreemdeling’. Die werd  natuurlijk allereerst belichaamd door de Slavische volkeren. De superioriteitgevoelens tegenover hen deelden de Noord Duitse Hohenzollerns met de Oostenrijkse Habsburgers. Maar Wenen kende in het oosten naast de Slaven in het zuidoosten nog een andere ‘barbaarse’ macht, de Turken. In 1683 had het Turkse leger immers nog voor de poorten van Wenen gestaan….

Na de Eerste Wereldoorlog veranderde het landschap van Midden- en Oost-Europa grondig. Het Osmaanse Rijk en Oostenrijk-Hongarije stortten ineen en Pruisen werd door de geallieerde overwinnaars danig gekortwiekt. Maar veel belangrijker was het ontstaan van de Sovjet Unie, het grote schrikbeeld voor burgerlijk Europa. Vóór alles moest er daarom voor gewaakt worden dat de rebelse rode macht ook zijn invloed maar een millimeter westwaarts kon uitbreiden. De kwetsbare nieuwbakken ‘Slavische’ staten die uit de puinhopen van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie waren voortgekomen moesten koste wat kost overeind gehouden worden, hoe weinig democratisch en ‘failed’ ook. En soort cordon sanitaire dus. Heel burgerlijk Europa verenigde zich onder die anticommunistische vlag. Tegelijk bood die angst voor het communisme bood de politieke ruimte voor de opkomst van het fascisme.

Na de Tweede Wereldoorlog waren de rollen weer radicaal omgedraaid. Midden- en Oost-Europa werden nu onderdeel van het stalinistische Oostblok en raakten daardoor geo-economisch geheel gericht op het oosten. Maar toen kwam de Val van de Muur in 1989, ruim vier decennia later. De breuk had niet radicaler kunnen zijn. En wel op de volgende drie terreinen:

Sociaal-economisch

Het zwaarste en schadelijkste van het communisme is per saldo de afschaffing ervan geweest – dat   is een veel gehoorde boutade in het voormalige Oostblok en de voormalige Sovjet Unie.  Dat betreft allereerst de sociale gevolgen van de wonderbaarlijke implosie van een systeem en vooral de invoering van het wilde kapitalisme dat er voor in de plaats kwam. De landen uit het voormalige Oostblok zijn na de Val van de Muur zonder pardon overgenomen door het westerse, vooral West-Duitse bedrijfsleven . Midden- en Oost-Europa werden hiermee onderdeel van een verdienmodel waarbij dankbaar gebruik werd van de inzet van relatief goedkope arbeid praktisch om de hoek waarmee vanaf de jaren 90 van de vorige eeuw met succes de strijd met de concurrentie buiten Europa aangegaan kon worden. Een en ander had als neveneffect dat er ook een sterk drukkende invloed op de lonen en arbeidsomstandigheden in West-Europa uitgeoefend kon worden – het mes sneed dus aan twee kanten  [2].  Voor Midden – en Oost-Europa waren de gevolgen natuurlijk verreweg het meest dramatisch. Werkloosheid,  groeiende inkomensgelijkheid, grote  prijsverhogingen, privatisering en afbraak van sociale voorzieningen  [3] – het leidde in het oosten tot een ontwrichting van de algehele  maatschappelijke  stofwisseling.

-Demografisch

Want de ellende bleef niet beperkt tot de economie maar deed zich ook voelen op het vlak van de  demografie en de volksgezondheid. In de landen van het voormalige oostblok en de voormalige Sovjet Unie  vond de afgelopen een dramatische krimp van de bevolking plaats. Het gaat hier om dubbele demografische krimp: én ‘natuurlijke’ krimp door de afname van de bestaande bevolking  én door emigratie. De ‘natuurlijk’ krimp vond zijn oorzaak in zowel de daling van het kindertal als in een sterke achteruitgang in de groei van de levensverwachting en zelfs soms in een absolute daling van de levensverwachting zoals in Rusland. In Deze ’natuurlijke’ demografische krimp heeft  in combinatie met de al in gang zijnde sociaal-economische ontwrichting over de hele linie een westwaartse migratiebeweging ontketend, een beweging waardoor de onttakeling van economie en samenleving nog verder doorzette. Het is een neergaande demografisch-sociaal-economische spiraal waar landen alleen wisten te ontsnappen als men bij machte was, gesteund door een betrekkelijk goed ontwikkeld midden – en kleinbedrijf, tegenwicht te bieden aan neoliberale privatiserings- en loondictaten uit westerse koker. Alleen toch al behoorlijk ontwikkelde landen als Tsjechië en Slovenië is dat gelukt [4] .

-Etnisch-cultureel

Toch kunnen deze dramatische sociaal-economische en demografische ontwikkelingen alléén niet de nationalistisch-autoritaire richting verklaren die de politiek in diverse Midden- en Oost-Europese landen is ingeslagen. Dat nationalisme is beter te begrijpen als we er ook de zwakke basis van de  nieuwe natiestaten die in de 20e eeuw ontstonden bij betrekken.

Na de Eerste Wereldoorlog  ontstond uit de etnische lappendeken van het grondgebied van de uiteenvallende Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie een hele reeks staten die maar zeer ten dele correspondeerden met de onderliggende etnische kaart. Het resultaat daarvan is dat deze staten binnen eigen grondgebied grote etnische minderheden kennen en op hun beurt veel ‘eigen volk’ in aangrenzende landen herbergen [5].  Een gammele etnische basis van voor een vaak primair etnisch gedefinieerde nationale identiteit dus. En dat is helaas godenspijs voor een assertief en agressief geprofileerd nationalisme. Hongarije is er wel het schoolvoorbeeld van, een land dat veel landgenoten buiten de eigen landsgrenzen kent en bovendien een door zijn fingoerisch linguistische  identiteit een sterk  gevoel van isolement koestert temidden van de omringende slavische talen.  De kwestie van de in het omringende buitenland verblijvende Hongaarse landgenoten werd rond de eeuwwisseling van het jaar 2000, juist toen  de huwelijksvruchtbaarheid naar beneden duikelde en de emigratie zich versneld doorzette, met angstaanjagend succes boven aan de nationalistische politieke agenda gezet.  Daarmee wist Orban met succes het decennium later de basis te leggen voor de huidige xenofobe vreemdelingenpolitiek [6].

Het geval van het autoritaire nationalisme in Polen is vergelijkbaar verklaarbaar, maar ligt toch net iets anders. Na de Tweede Wereldoorlog schoof het Poolse territorium naar het westen op waarbij grote delen van het oosten van Duitsland zoals stukken van Pommeren, Silezië en Oost Pruisen bij Polen ingelijfd werden [7]. Al werd een flink deelvan de Duitse  bevolking  daarbij verdreven, de verschillen tussen deze voormalige  Duitse gebieden en de rest van Polen zijn tot op de dag van vandaag onmiskenbaar – bijvoorbeeld in de uitslag van de presidentsverkiezingen van 2015 [8]. Net als Hongarije kent Polen een geo-cultureel isolement, in dit geval geen linguïstisch maar een religieus isolement, als katholiek land ingeklemd als het is tussen het Noord- en Oost-Duitse lutherse protestantisme in het westen en de Russische orthodoxie in het oosten. Vooral de dreiging uit het oosten wordt daarbij gevoeld. Om de toevloed van arbeidsmigranten uit Wit Rusland en de Oekraïne te keren probeert de Poolse overheid recentelijk zelfs op grote schaal arbeidskrachten uit de evenals Polen zeer katholieke Filippijnen te ronselen.

-Balans: een deel van Oost Europa terug naar de tweede rang?

Zoals al eerder aangegeven dat het vooral de [West-]Duitse industrie die na de Val van de Muur het meest geprofiteerd van de nabije relatief goedkope arbeid in overgenomen of sindsdien nieuw opgerichte bedrijven in Midden- en Oost-Europa. Zowel in de kern – het voormalige West Duitsland – als in de randgebieden – in Midden- en Oost-Europa  – begint dit ‘Heilige Ordoliberale Rijk van de door Duitsland gedomineerde Europese economie’ nu flink te kraken . In het economisch heel aarzelend en bescheiden opkrabbelende Midden- en Oost-Europa groeit de onvrede over de gigantische loonkloof tussen het eigen relatief lage loon en de veel hogere lonen in Duitsland, hetgeen hier en daar meer en meer tot felle stakingen voor loonsverhoging leidt [9]. Als de loonkloof hierdoor gaat verkleinen dan kan de economische basis onder het hele bouwwerk vanboven genoemd heilig rijk beduidend sneller dan verwacht ondermijnd worden. En daarmee kan ook de alom bewierookte Konkurrenzfähigkeit van de Duitse industrie serieus in de problemen komen. De Franse productiviteit per netto arbeidsuur ligt namelijk inmiddels zeker zo hoog als de Duitse. Door het reservoir aan relatief goedkope arbeid binnen eigen Europese Wirtschaftsraum is Duitsland op technisch-innovatief opzicht relatief lui geworden en loopt mede daardoor op ICT-domeinen internationaal beslist niet voorop. De grote macht van de rijke familiebedrijven in Duitsland is daar ook debet aan. Families zijn lang niet altijd de beste managers en hun financiële voorkeuren kunnen de economisch en technisch beste keuzes vaak danig in de weg zitten [10].

Als mogelijke uitweg uit de doodlopende weg van de inzet van  goedkope nabije arbeid zet de Duitse industrie nu vooral in op selectieve robotisering van haar (vooral machine- en auto-)industrie  en dan met name in landen die economisch, innovatief en qua opleidingsniveau toch al vooruit lopen zoals Tsjechië, Slowakije en Slovenië – landen die we in dit verband al eerder noemden. Die landen kennen nu al een Europees gezien relatief hoge  robotiseringsgraad terwijl landen als Hongarije en vooral Polen juist op dit vlak opvallend  ver achterblijven. Zouden zo de economisch-technologische ontwikkelingen ook politiek hun schaduw vooruit kunnen werpen en zo als een self fulfilling profecy te gaan werken.  Er zijn tekenen dat rechtstatelijke ‘boosdoeners’  als Hongarije en Polen door internationale industriële investeerders inmiddels meer en meer gemeden worden, al lijkt dat in het geval van de Hongaarse auto-industrie vooralsnog nog wel los te lopen. In een vergelijkbare politiek afkeurende zin als bij Polen en Hongarije wordt steeds vaker heel misprijzend gesproken over om hun corruptie gesmade Oost-Europese landen als Roemenië en Bulgarije. Het gaat dan om landen die op innovatief-industrieel gebied  nog veel minder potentie bezitten dan een Hongarije of een Polen, maar wel interessant genoeg zijn als commercieel ‘jachtgebied’ op het vlak van agrarische productie en grondstoffen voor buitenlandse investeerders  – dat is waarschijnlijk de reden waarom ze met enige graagte de EU binnengehaald werden [11]. Van een soortgelijke rol als nuttig achterland in de vorm van agrarisch producent en leverancier van industriële grondstoffen voor Noordwest-Europese bedrijven is ook sprake bij de inmiddels via een associatieverdrag met  de EU  verbonden Oekraïne. Je zou je in dit verband kunnen afvragen of er al niet in bepaalde kringen al stiekem gedroomd wordt van een tersluikse Europese degradatie van bepaalde Oost-Europese EU-lidstaten tot een soort defacto-associatiestatus. Zo’n afgewaardeerde status biedt nog steeds voldoende mogelijkheden voor penetratie door internationale – vooral West-Europese – investeerders maar werpt tegelijk de nodige barrières op om als  dam tegen een teveel arbeidsmigranten van oost naar west te kunnen fungeren, al blijft er natuurlijk  tezelfdertijd in het westen meer dan behoefte aan een – mits  zorgvuldig-angstvallig gedoseerde – arbeidsmigratie vanuit het oosten.  Wie verzint een nieuwe even rozig klinkende als cynisch verhullende naam voor een dergelijk EU-lidmaatschap van de tweede rang?

-Tot slot

Midden- en Oost-Europa heeft de Corona-pandemie  opvallend beter doorstaan dan de landen in het westen van het werelddeel. Het heeft het oosten het broodnodige zelfvertrouwen gegeven dat het de afgelopen drie decennia zo node gemist heeft. Want er is hier sprake van een uitgestrekt gebied dat het de laatste honderd jaar door de uiterst ongelukkige speling van de geschiedenis danig getraumatiseerd is geraakt. Meermalen heen en weer geslingerd tussen oost en west, communistisch en kapitalistisch, democratisch en totalitair likt het ieder gevoel van eigen waarde en vertrouwen in eigen kunnen verloren te hebben. De Wende van 1989 leek eindelijk echt een nieuwe era aan te kondigen. Des te groter was de desillusie toen heel veel anders uitpakte . Zij in het voormalige Oostblok die zich indertijd hadden verzet tegen de stalinistische repressie als Charta 77 in Tsjechoslowakije hadden geen herstel van het kapitalisme op het oog, maar droomden veeleer van een soort welvarend scandinavisch sociaaldemocratisch systeem. Geen wonder dat de vreugde die het ophalen van het IJzeren Gordijn met zich mee bracht snel omsloeg toen het kapitalisme zijn ware gedaante onthulde. Zo herinnert bijvoorbeeld Anna Sabotova, Tsjechische strijdsters voor mensenrechten, zich de koude douche die toen al gauw neerkwam. Er was opeens weinig respect voor de armen. Heel snel werd duidelijk dat een fors deel van de samenleving tot de verliezers zou gaan behoren. Louter functioneel herstelde er wel iets van een sociale orde, maar de broodnodige sociale cohesie viel weg, de mensen bleven onbeschermd achter [12]. Daarmee ontstond een vruchtbare voedingsbodem voor een steeds dieper gevoeld ressentiment, tegenover bijna alles en iedereen – het stalinisme van vroeger, de hedendaagse arrogantie van het rijke West Europa, vreemdelingen in het algemeen. Het is dezelfde voedingsbodem waarop autoritaire leiders in Polen en Hongarije heden ten dage met succes weten te oogsten. Het allerdomste en -kwalijkste dat wij in dit verband als rijke gepriviligieerde Noordwest-Europeanen kunnen doen is om in het uiterst misleidende frame van de tegenstelling tussen ‘liberalisme’ en ‘populisme’ te trappen. Hier is het juist van het grootste belang dat de authentieke beweging voor een sociaal- economisch radicaal en politiek al even radicaal democratisch socialisme die een belangrijk bestanddeel vormde van de Oost-Europese verzetsbeweging tegen het stalinisme zijn plaats en prestige herkrijgt in de collectieve herinnering van Midden-en Oost-Europa. En tegelijk als aanzet en stimulans voor een hernieuwd hedendaagse politieke praktijk.

**WORDT VERVOLGD** in het herfstnummer 2020 van deze Nieuwsbrief aan de hand van een drietal vervolgparagrafen onder de voorlopige titels:

=Een Zuid-Europese revolutie achter de Lotharingse breuklijn, maar in welke richting?

=Wat te doen met de PostBrexit- en PostCorona-kilte in Noordzee-Europa?

=Europa van Eurexit tot en met Eureka?

 

Noten

[1]
Zie:  Pierre Rimbert, Le Saint Empire économique allemand In: Le Monde Diplomatique februari 2018, blz. 13

[2]
Zie o.m. :
-Julien Lefilleur, Géographie industrielle  de l’Europe centrale et orientale  Parijs [Ed. L’Harmattan]  2010
en Christian Odendahl,  The Hartz Myth – A closer look at Germany’s labour market reforms  Londen [Centre for European reform]  Juli 2017 

[3]
Zie o.m.
-Laila Porras, Inégalités  de revenus et pauvreté dans la transformation post-socialiste – Une Analyse institutionelle des vas tchèque, hongrois et russe Parijs [Ed. L’Harmattan] 2013
Met de booming conjunctuur van de afgelopen jaren kennen diverse Midden-Europese landen nu juist natuurlijk een groot tekort aan arbeidskrachten omdat de daaraan vooraf gaande crisisjaren er juist extra mensen om werk naar het westen zijn getrokken. Men probeert de nood te lenigen door –  noodgedwongen,  vaak contre coeur – arbeiders uit het oosten, bijvoorbeeld uit de Oekraïne,  aan  te trekken.

[4]
Zie o.m. : Philippe Descamps, Paysage après la transition en andere artikelen i het dossier Bouleversement démografique en Europe in : Le Monde diplomatique juni 2018, blz. 13-18

[5]
Voor een beeld van de etnische lappendeken in Midden en Oost-Europa in relatie met natievorming in de 20e eeuw zie: Europa nach dem 1. Weltkrieg 91918- 1937) – Nationalitäten im zwischeneuropäischen Grenzraum en  Kaart  in: Westermann Grosser Atlas zur Weltgeschichte  Braunschweig  1972 [2], blz.  151 

[6]
Zie: Corentin Léotard en Ludovic Lepeltier-Kutasi, Un fonds decommerce pour les nationalistes hongrois In:  Le Monde diplomatique juni 2018, blz. 16

[7]
Das geteilte Deutschland – Deutschland nach 1949  Kaart in:  Westermann Grosser Atlas zur Weltgeschichte  Braunschweig  1972 [2], blz. 161

[8]
Hier een kaart van de uitslag van de Poolse presidentsverkiezingen van 2015:  in de voormalige Duitse gebieden en grote steden als Warschau en Krakau scoort de Liberale partij Burgerplatform het best, in de rest vaan het land de nationalistisch conservatieve partij Recht en Rechtvaardigheid > zie link:  https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/2/2c/Wybory_prezydenckie_2015_I_tura_mapa.png
De eerste ronde presidentsverkiezingen van eind juni 2020 lijken een vergelijkbaar beeld te laten zien, maar het is nog afwachten hoe een en ander uiteindelijk uitpakt in de tweede ronde [de kopij voor dit artikel werd 30 juni gesloten].

[9]
Als goed voorbeeld geldt de forse loonsverhoging als gevolg van een geslaagde staking [de eerste sinds de jaren 90!] in de Volkswagenfabriek in Bratislava – zie: Philippe Descamps, Victoire ouvrière chez Volkswagen In:  Le Monde diplomatique  September 2017, blz. 5; het betreft hier een kadertekst binnen een groter artikel met de veelzeggende titel  Souverainité économique limitée de l’Europe centrale – Désanchantement européen en Slowaquie, blz 4-5

[10]
Zie: Marcel Fratzscher, Verteilungskampf  – Warum Deutschland immer ungleicher wird München [Hanser] 2016; Hoofdstuk 19:  Im Land der reichen Familienunterhehmen , blz. 148

[11]
Over de openlegging van het Roemeense platteland voor buitenlandse agrarische investeerders en rol die de EU daarbij   speelt zie bijvoorbeeld:  Pierre Sochon, Evangélistes de Bruxelles dans les campagnes roumaines . In: Le Monde diplomatique februari 2014

[12]
Geciteerd in: Sylvie Kaufmann, Après le rideau de fer, la fracture democratique In: Le Monde  26 juli 2018 , blz. 18-19. Vergelijkbaar diepe teleurstellingen zijn op te tekenen in andere landen die vroeger deel uitmaakten van het voormalige Oostblok, naast Tsjechoslowakije met name ook Polen. Tal van socialistische vakbondsactivisten raakten na de Wende klem tussen de machinaties van de oude apparatsjiks die toen met succes oude posities wisten te behouden of nieuwe carrières wisten op te bouwen en de vaan juist uitgesproken kapitalistische ambities van voormalige vakbondskameraden en zich daarbij als reactie op het stalinisme van de voorafgaande grauwe veertig jaren in de ban raakten van de pompa van het cultureel uiterst repressieve conservatisme van de kerk. Het is hier zaak dat de authentieke beweging voor een democratisch socialisme die een belangrijk bestanddeel vormde van de Oost-Europese verzetsbeweging tegen het stalinisme zijn plaats en prestige herkrijgt in de collectieve herinnering van Midden-en Oost-Europa. Zie hierover ook: Catherine Samary,  Des mouvements oblitérés par les discours de lápres 1989 – Quand les peuples de l‘Est luttaient au nom de l’idéal communiste  In : Le Monde diplomatique  Maart 2020, blz 22/23