Nieuws/ Winter 2019-2020

Wie werpt zich in het kolkgat van de dijkdoorbraak?

Over de eigen schaduw heenspringen:
opgave en uitdaging ineen

“Het wassende water is het centrale thema waarmee een nieuwbakken deltacommissie zich momenteel bezig houdt. De trefwoorden zijn genoegzaam bekend: stijging van de zeespiegel, daling van de bodem, sterkere fluctuaties in de toevoer van het rivierwater en in de neerslag, verbrakking die gevolgd door verzilting. Inderdaad: ‘pas dan op voor de zee en de rivieren’. De ondergang van de  van de ‘onnatuur’ die nog honderd jaar kan duren in  de woorden van [J.B.] Charles [1]  van een halve eeuw geleden lijkt meer en meer, wetenschappelijk onderbouwd en al, waarachtig werkelijkheid te kunnen gaan worden.

Wat zou een adequate houding tegenover deze nieuwe toekomst van landschap en natuur kunnen zijn? Kan de hiervoor al vermelde, door [Simon] Schama gehanteerde primitieve paniek – letterlijk te lezen als Pan-iek met een verwijzing naar Pan, de god van onder meer de beestachtigheid en het dierlijk instinct – hier soelaas bieden? Kan de oermens, de autochthon, de sleutel vormen tot een nieuwe verhouding ten opzichte van de natuur in die zin dat er een op de evolutie theorie gebaseerde continuïteit tussen dier en mens bestaat? [2] Het is een prikkelende flirt met de klassieke mythologie, maar zo’n flirt alleen is natuurlijk niet genoeg – de flirt zou als het daarbij zou blijven neerkomen op culturele en intellectuele regressie. Hoe kunnen angstvisioenen van overwoekering en overstroming gesublimeerd worden in creatieve land- en waterschappelijke combinaties en transformaties? – dat is hier de centrale vraag. In het geval van het visioen van de overstroming kent het vanouds amfibisch ingestelde Nederland in dit opzicht een rijke maar helaas maar al te vaak verdrongen traditie uit het vroeg-moderne tijdperk waarin behendig en tegelijk met de nodige eerbied voor de oerkracht van de natuur ingespeeld werd op de krachten van het zeewater. Het icoon bij uitstek van die traditie is de inlaag – de waterwisselruimte  tussen Waker- en Slaperdijk. Eertijds behalve als buffer tegen het wassende water ingericht en ook voor de nodige aardhaling om de dijken en het land op peil en kracht te brengen. Hoe kan heden ten dage de inlaag zich ontpoppen tot proeftuin en kweekvijver voor duurzame zoete en zilte teelten en voor energieopwekking door het samenspel van zoet en zout, het trauma van de Hedwigepolder voorbij?  Jawel – dat zou zomaar in dit land de gedroomde symbiose van natuur en cultuur van de 21e eeuw kunnen worden. Maar is meebewegen alléén wel voldoende? Wie werpt zich in het kolkgat van de dijkdoorbraak?”

Dat vroeg ik me zeven jaar geleden af aan het slot van mijn artikel in het 175-jarig jubileumnummer van De Gids [3].  Die vraag is heden en dage, een slap klimaatakkoord en een beschamende stikstofcrisis verder, actueler dan ooit.  Naast de vraag wie zich in het kolkgat werpt zijn de vragen waar en wanneer dat moet gebeuren minstens zo relevant. Laten we hier beginnen met de waar-vraag, natuurlijk niet primair in letterlijk zin op  te vatten maar in figuurlijke. In de huidige maatschappelijke discussie ligt nu nog sterk de nadruk op de strategie van het terugdingen van de uitstoot van broeikasgassen en veel minder op de strategie van het meebewegen met de luimen van het water. Maar de laatste tijd begint men meer oog te krijgen voor de vraag wat te doen als processen als  klimaatverandering en stijging van de zeespiegel ondanks de nodige  duurzaamheidsmaatregelen zich toch doorzetten, misschien zelfs in een beduidend sneller tempo dan dat tot voor kort voor mogelijk werd geacht. Dan zou de strategie van het meebewegen sterker in beeld kunnen komen, iets dat de laatste maanden meer en meer lijkt te gebeuren, getuige diverse artikelen en reportages in de media [4]. In  beide strategieën bestaat de neiging ex- dan wel impliciet uit te gaan van een antropocentrische benadering.  In de anti-broeikasgassen-strategie is die neiging  in bepaalde opzichten misschien nog wel het sterkst. Daar lijkt het geloof in de gehanteerde wetenschappelijke prognoses het krachtigst beleden, het ontzag voor de mogelijkheden van het menselijk vernuft  natuurlijke processen in al  hun complexe  consequenties  voor de menselijke soort bijna feilloos te kunnen doorgronden het grootst.  De strategie  van het meebewegen lijkt die neiging  tot een zekere overschatting van het cognitieve minder te vertonen, lijkt  eerder openingen te bieden  om nieuwe inzichten en technieken te kunnen paren aan een intuïtief respect voor een natuur waarin de mens slechts één schakeltje is en zeker geen directeur of rentmeester. En de vroomste rentmeesters ontpoppen zich immers niet zelden tot de meest onwaarachtige potentaten.

Bij het stellen  van de wanneer-vraag stuiten we opnieuw op beide strategische oriëntaties met hun d onderlinge tegenstrijdigheden. Of gaat het hier vooral om slechts schijnbare tegenstrijdigheden? In ieder geval sluiten beide oriëntaties elkaar niet uit maar vullen elkaar vooral aan. In de anti-broeikasgassen-strategie staat de tijdhorizon op zijn scherpst: als we Moeder Aarde rond 2050 klimaatneutraal willen hebben, moeten we nu meteen beginnen. Bij  de meebewegen-strategie ligt de overstromingsrampen-tijdhorizon weliswaar niet vóór het jaar  2100 te liggen, maar planologisch zouden we gezien de afschrijvingsduur 5] van gebouwen van 75 jaar eigenlijk ook nu al moeten beginnen, door bijvoorbeeld in ieder geval nu al niet meer te bouwen op laaggelegen waterstaatkundig precaire locaties. Mag de tijdhorizon in beide strategische oriëntaties dus minder met elkaar in strijd  te zijn dan op het eerste gezicht lijkt, wat betreft prioriteitsstelling in de handelingsperspectieven lijken de tegenstrijdigheden serieuzer. Lijken inderdaad. Want de nadruk mag  op dit moment in de hele  klimaatdiscussie weliswaar nog steeds op de broeikasgassen liggen, inmiddels ontstaat intussen langzaam het besef dat het zou beslist geen kwaad zou kunnen ook nu al simultaan een ‘Plan B’ te ontwikkelen voor het geval de klimaatverandering sneller en heftiger verloopt dan verwacht of beoogd, een plan met een meebewegen als belangrijk bestanddeel. Hier wordt het dus de centrale opgave én uitdaging om nu eindelijk eens over de volle dubbele bandbreedte over de eigen schaduw heen te gaan springen door het terugbrengen van de uitstoot  van broeikasgassen te paren aan het meebewegen met de luimen van het water.

Over de eigen schaduw heen springen als opgave en uitdaging – het is een adagium dat minstens zo sterk van toepassing is op de wie-vraag. Wie speelt de hoofdrol in de uitvoering van beide even onmisbare strategieën? Het individu of de sociaaleconomische machtsstructuren? “Geen van beide en  tegelijk allebei“ is het even voor de hand liggende als lastig in het dagelijkse leven in de praktijk te brengen antwoord. Ongetwijfeld  is alles altijd ‘de schuld van het kapitaal’, maar wie die macht  met succes wil kunnen bestrijden moet zowel in zowel zijn strijdmethoden als in zijn alledaagse levenspraktijk in bredere zin persoonlijk de beoogde nieuwe duurzame levensstijl kunnen vóórleven. En dat gaat niet zonder het  “au“  van het klassieke offer.

=====nieuw op de site===================================================

>onder de knop Geschiedenis van de toekomst:

  • PU  (Neo)kolonialisme, kapitalisme en de plundering van de natuur (In: Indies Tijdschrift – krities en onafhankelik  nulnummer, Den Haag, oktober 2019)

NOTEN

[1]
Hier wordt verwezen naar het gedicht Zuid Holland van de dichter  J.B. Charles, waarvan hieronder de meest relevante passage:

Pas dan op voor de zee en de rivieren!

Hier hebben vogels
het voor het schreeuwen
en voor het schrijven
van hun namen
in de hemel boven
vlossige regenbomen,
die hier krampachtig
maar onvoldoende
wortelen in hun onmachtig-
zwarte moerasgrond,
nauwelijks drooggepompt
door de gemalen.

In dompige schuren
wordt onmondig vee
gevangen gehouden ;

 Kalveren, lammeren,
voorgangers, martelaren,
het mes wikkelt ze los
uit de dampende huiden;
zacht smoort het vlees in de pot
en op het perkamenten omhulsel
schrijven mannen in zwarte jassen
met zwarte hoeden,
(van de wol van de schapen)
godgeleerde tractaten.
De vissen die hier wonen
weigeren boven te komen
om die geschriften te lezen.
Zij denken: deze onnatuur kan
nog honderd jaar duren maar dan,
pas dan op voor de zee en de rivieren!
Onze orde komt terug!
Op de bodem van een van de plassen
Werken nijvere dieren
Aan het geheime bevrijdingsplan.
De vogels vermoeden het al jaren.
Straks zullen zij zich aan de kant
Van de opstandelingen scharen.

Uit:  J.B. Charles, Ik ben het. Gedichten  Amsterdam [De Bezige Bij] 1990

 [2]
Simon Schama, Landschap & Herinnering  Amsterdam [Contact]1995, p. 558-559

 [3]
Steven van Schuppen, Vóór ons de zondvloed In: De Gids Jubileumnummer 2012/7

 [4]
Zie bijvoorbeeld de tv-programma’s
=Waterlanders [VPRO/ Tegenlicht] van 22 september 2019; zie link: https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/kijk/afleveringen/2019-2020/waterlanders.html
= Buitenhof van 6 oktober 2019 [Nederland en de zeestijging] ; zie link: https://www.vpro.nl/buitenhof/speel~POMS_AT_15693841~nederland-na-de-zeestijging~.html

[5]
Zie in dit verband de  bijdrage van planoloog en voormalig directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving Maarten Hajer met ondermeer diens pleidooi een planningstermijn van zeker 75 jaar te hanteren, ook in het programma Nederland en de zeestijging ; zie [opnieuw] link: https://www.vpro.nl/buitenhof/speel~POMS_AT_15693841~nederland-na-de-zeestijging~.html .