Nieuws/ Herfst 2016

Hoezo integratie? Welke integratie?

Integratie wordt niet zelden als eufemisme voor assimilatie gebruikt. In ieder geval gaat het  praktisch altijd om een nodig geachte aanpassing van nieuwkomers van ‘buiten’ aan de  instituties, zeden en gewoonten, normen en waarden van de zogeheten Leitkultur van het ‘land van aankomst’. Maar wil integratie zowel sociaal-economisch succesvol en ethisch aanvaardbaar zijn, dan zou het  om een wederzijds proces moeten gaan. Dat lijkt  vanzelfsprekend maar dat is het in het zowel in rationeel als mentaal opzicht ernstig vergiftigde maatschappelijke klimaat in Nederland helaas geenszins. Wie een dergelijk standpunt huldigt  wordt  hier door het  gros van dominante opiniemakers weggezet  als hopeloos naïef en ‘politiek correct’. Het is echter zeer de vraag wie hier het meest naïef is. Bij onze oosterburen loopt de openbare  meningsvorming langs heel andere lijnen. Een van de opmerkelijke  boeken die op dit vlak recentelijk zijn verschenen is Integriert euch! Plädoyer für ein selbtbewustes Einwanderungsland van de in migratieproblematiek gespecialiseerde sociologe Annette Treibel [1]. De titel is uitgesproken taboedoorbrekend bedoeld. Toch zou dat eigenlijk niet zo hoeven te zijn, zou je op het eerste gezicht zeggen, want als er één land dat gezien zijn naoorlogse  geschiedenis de nodige ervaring heeft opgedaan met  immigratie dan is het Duitsland wel. Eerst  in de eerste naoorlogse jaren de immigratie van Heimatvertriebene uit het oosten, in de jaren 90 na de implosie van de Sovjetunie  een nieuwe golf van etnische Duitsers gecombineerd met een  toevloed van vluchtelingen uit het verscheurde Joegoslavië en in de recente tijden  jaren een aanzwellende vluchtelingenstroom uit het Midden Oosten met als voorlopig hoogtepunt  vorig jaar de stroom van met name Syriërs.  Dat Duitsland deze immigratie decennialang met redelijk succes heeft kunnen verwerken houdt verband met de aanwezigheid van twee factoren:  de steeds verder doorzettende vergrijzing en demografische krimp van de reeds aanwezige bevolking en door economische groei gevoede voorspoedige werkgelegenheid.  Daardoor stijgt de vraag naar jonge arbeidskrachten van ‘buiten’. Die factoren zijn ook heden ten dage nog steeds present, maar er dienen zich inmiddels een gezelschap kleine en grotere beren op het pad aan waar minder makkelijk aan voorbij kan gegaan worden dan Annette Treibel doet.

Die beren operen op verschillende fronten, laten we op deze marsroute  beginnen met het sociaal-economische front.  Daar wordt het dringen op de arbeidsmarkt, ook in Duitsland waar de werkloosheid nu nog spectaculair  laag ligt en de de precarisering in de arbeidsverhoudingen zeker  vergeleken met buurland  Nederland vooralsnog binnen de perken lijkt te blijven.  In menig ander opzicht  op de sociaal-economische integratiekansenladder scoort Duitsland echter beduidend slechter. De sociale ongelijkheid is er  vergeleken met andere OESO-landen opvallend groot en wordt groeit gestaag. Het land is bepaald geen kampioen  in sociale mobiliteit [2]. Dat alles is zeker niet bevorderlijk voor de integratie van nieuwkomers.  Daar komt nog eens bovenop dat ook in Duitsland net als elders in het westen de inkomens- en werkgelegenheidspositie  van de middenklasse meer en meer ondergraven wordt, waardoor het extra dringen aan de onderkant van de arbeidsmarkt  wordt tussen nieuwkomers van ‘buiten’en van hun sociaal-economische  status beroofde Bodenansässigen.  Een en ander vergt van de oude teloloorgegane middenklasse minstens zo veel aanpassings- en intyegratievermogen als van de nieuwkomers.  Het is dit sociaal-economische aspect dat bij Treibel merkwaardig genoeg ontbreekt. Ook in de vijf beginselen die in Treibels visie de mate van integratie in de Duitse samenleving  bepalen als democratie, federalisme, individualisme, geljjkberechtiging  en burgerparticipatie ontbreekt het aspect van sociale gelijkheid. Een vergelijkbaar integratie-lijstje is te vinden in het  in dezelfde geest  geschreven ook recent verschenen Die neuen Deutschen –  Ein Land vor seiner Zukunft  van Marina en Herfried Münkler. Daar  zijn twee van de vijf punten wel sociaal-economisch, maar dan van uitgesproken magere liberaal meritocratische snit: dat een moderne  Duitser met zijn  eigen geld zichzelf en familie moet onderhouden en dat de Duitse maatschappij de gelegenheid moet bieden dat mensen hogerop kunnen komen door hun best te doen [3].

Het sociaal-culturele en levensbeschouwelijke front wordt in beide  titels van onmiskenbaar progressief linkse signatuur angstvallig bezworen door met opzichtige nadruk de individualisme-eis te stellen; de Münklers  komen daarbij met het volstrekt versleten laïcistische leerstuk van godsdienst als Privatsache op de proppen. Ach, waarom is het in ‘linkse’ kringen toch altijd o verschrikkelijk moeilijk de publieke en  maatschappelijke kant van religie te accepteren? Zonder de erkenning daarvan blijven we steken in even angstvallig en vruchteloos neutralisme. Wie een broodnodige inter-levensbeschouwelijke dialoog beoogt moet zich daarbij niet willen laten verleiden zich te verschansen in theologische of filosofische  schuttersputjes.  De drie openbaringsgodsdiensten zouden bijvoorbeeld elkaar kunnen vinden door het theologische dispuut te laten rusten en de gezamenlijk gekoesterde barmhartigheid centraal te stellen en zich samen te verwonderen over het goddelijk mysterie, zoals de Bossche bisschop Gerard de Korte onlangs opperde [4]. En wat zou ‘de politiek’ op dit vlak kunnen doen? Door bruggenbouwende  figuren op dit gebied naar voren te schuiven. Zou de Keulse islamgeleerde van Iraanse komaf  Navid Kermani de SPD-kandidaat voor  het Bundespresidentschap  ter vervanging van de volgend jaar aftredende  Joachim Gauck kunnen worden?  [5]. In Nederland lijken Aboutalebs kansen om PvdA-lijsttrekker te worden verkeken.

 

Noten

[1] Annette Treibel,   Integriert euch! Plädoyer für ein selbtbewustes Einwanderungsland Frankfurt/ New York  [Campus Verlag] 2016

[2] Zie met name: Marcel Fratschzer,  Verteilungskampf – Warum Deutschland immer ungleicher wird München [ Hanser] 2016

[3] Marina und Herfried Münkler, Die neuen Deutschen –  Ein Land vor seiner Zukunft  Berlijn [Rohwolt Verlag] 2016 en

Merlijn Schoonenboom, De flexibele Duitser In: De Groene Amsterdammer 29 september 2016

[4] Interview met Gerard de Korte in het tv-pogramma Buitenhof van 28 augustus 2016

[5] Paul Ingendaay, Ein Muslim und moderner Patriot  In: Frankfurter Allgemeine Zeitung 30 september 2016

Nieuws/ Zomer 2016

Met de rug naar het continent staan
waarvan je zelf deel uitmaakt

Het is een merkwaardige gewaarwording in deze tijden van een dreigende Brexit. In Nederland wordt er over gesproken en geschreven alsof het eigenlijk al een feit is en het startschot zal vormen voor de verdere desintegratie van ‘Europa’. Niet alleen lijkt de wens hier de vader van de gedachte zijn, het weerspiegelt ook hoezeer Nederland met de rug naar het continent staat waarvan het tegelijkertijd zelf deel van uit maakt. In de laatste plaats economisch, maar dat is een werkelijkheid die het steenrijke Holland het liefst in verste uithoeken van eigen hersenpan wegstopt. Men wil zo ontzettend graag vertrouwd met de grote wereld zijn, spiegelt zich vooral graag aan de Angelsaksische wereld maar is au fond over de hele linie de laatste jaren steeds verder naar binnen gekeerd geraakt. Op dit vlak spant de onbekendheid met het eigen continent wel de kroon, de eigen directe buren niet in de laatste plaats. Met totale bevreemding worden de vakbondsacties in België gade geslagen als men ze al tot zich laat doordringen. Voorzover een en ander in Nederland wel doordringt wordt het als een zinloos achterhoedegevecht afgedaan. Een soortgelijke hautaine bevreemding is bespeurbaar ten opzichte van de grote verzetsbeweging  Nuit Debout tegen het nieuwe arbeidswetvoorstel in Frankrijk – daar heeft het leeuwendeel van de Hollandse media het zelfs gepresteerd het hele verschijnsel lange tijd goeddeels te verzwijgen. Kennelijk heeft – ook links – Nederland zich dermate verzoend met de eigen zeer kwetsbaar geworden arbeidsverhoudingen – nergens op het Europese vasteland is de arbeid zo ‘geprecariseerd’ – dat men geen begrip meer kan opbrengen voor het Belgische en Franse verzet.

Ook ten opzichte van Duitsland blijft er in Nederland een grote onbekendheid en onverschilligheid bestaan. De karikaturale negatieve houding tegenover de grote Oosterbuur is na de Wende verdwenen. De laatste jaren tijd mag het land bij de Hollanders zich zelfs een zekere bescheiden populariteit verheugen, bijvoorbeeld tot uiting komend in het overnemen van hip bedoelde Duitse leenwoordjes en zinswendingen [1]. Maar de belangstelling blijft uitermate oppervlakkig; van een groeiende belangstelling voor de Duitse taal is bijvoorbeeld geen enkele sprake. Dat is helaas eveneens het geval waar het gaat om de interesse voor de Duitse sociale en politieke verhoudingen. Maar mét alle Hollandse onwetendheid is ook de laaglandse arrogantie gebleven. Had men in de jaren tachtig snel een afwijzend oordeel klaar over het ‘foute’ Duitsland, in recente jaren deden velen in Nederland vaak meewarig over de politieke overcorrectheid van de oosterburen waar het gaat om discriminatie en etniciteit. Nu de tegenstellingen het laatste jaar ook in Duitsland verscherpen lijkt er een lichte verwarring op het Hollandse front op te treden. Sommigen debiteren nog steeds met bravoure dat Duitsland met het afleggen van zijn politieke correctheid eindelijk volwassen is geworden. Bij anderen begint die twijfel te knagen, zeker gezien de opkomst van Pegida en de radicalisering van de partij Alternative für Deutschland. Recent onderzoek [2] geeft aan dat op het hele Duitse front de polarisatie razendsnel een met onrustbarende scherpe kantjes en kanten toeneemt, politiek en sociaaleconomisch: tussen oost  en west, arm en rijk, grootstedelijk en provinciaal.

Daarover gaat een van de essays waaraan ik de komende maanden schrijf. Daarnaast blijft mijn aandacht gericht op landschappelijke en ruimtelijke onderwerpen – zie de lijst van afgelopen kwartaal nieuw verschenen publicaties hieronder. In het verlengde daarvan bereid ik de komende maanden nieuwe projecten voor over de stad op de grens van ‘nat’ en ‘droog’, de relatie tussen water, Energiewende  en ver/ontstedelijking in Rotterdam / Den Haag en de kritische verhouding tussen recreatie, landschap en natuur langs de Zeeuwse kusten. Ik houd u/ jullie op de hoogte.

——————-

Noten

[1] Zie hierover bijvoorbeeld de ARD-correspondent in Nederland Tilman Bünz in: Von den Moffen zu Lieblingen in de Frankfurter Allgemeine Zeitung van 15 juni 2016

[2] In studies als bijvoorbeeld:

=Marcel Fratschner, Verteilungskampf  – Warum Deutschland immer ungleicher wird München [Hanser] 2016

=Oliver Decker e.a, Die enthemmte Mitte – Autoritäre und rechtsextreme Einstellung in Deutschland Leipzig [Psychosozial-Verlag/ Univ. Leipzig] 2016

======nieuw op deze site ==================================================

>onder de knop  Dubbelkrimp:

  • PU Het water de stad en de natie op het aanslibsel der Franse en Duitse rivieren (Amsterdam/ Antwerpen [De Nederlandse Boekengids 2016/2] april 2016)
  • PU  Vlucht niet opnieuw naar voren, Rotterdam (Amsterdam [De Volkskrant 19 mei 2016] mei 2016)  [samen met Jan Dirk Dorrepaal]

Nieuws/ Lente 2016

Geen
“Derde Industriële  Revolutie”
zonder
sociale revolutie

’Derde Industriële Revolutie’ – die term hangt al weer heel wat jaren in de lucht. Vaak wordt daarmee vooral gedoeld op de informatie- en communicatietechnologie die vooral de laatste kwart eeuw een hoge vlucht heeft genomen. De laatste tijd wordt deze lange tijd  bejubelde ‘revolutie’ echter beduidend kritischer tegemoet getreden. Menigeen bekruipt een umheimlich gevoel dat er iets niet klopt met de jubelverhalen. Een hardnekkige crisis vanaf 1008 en een steeds verdergaande ondermijning van de privacy zijn daar debet aan.  Steeds vaker wordt  in dat verband betoogd dat  met een  ICT- revolutie  een derde industriële revolutie nog maar halfweegs is.  Iedere succesvolle industriële revolutie omvatte tot op heden een cumulatie van twee soorten elkaar versterkende technologische vernieuwingen: innovaties op het vlak van transport en communicatie enerzijds en innovaties op het gebied van energievoorziening anderzijds. We zouden op dit moment met de digitale revolutie zijn blijven steken in de communicatierevolutie, terwijl de energierevolutie nog zou moeten komen – die  revolutie zou dan moeten bestaan uit de verduurzaming van de energievoorziening,althans in de visie  van de Amerikaanse maar vooral in Europa populaire duurzaamheidsadviseur Jeremy Rifkin. De rol van de ICT voor de verduurzaming van de energievoorziening zou dan vooral gelegen zijn in de interactieve distributie van die nieuwe, geografisch sterk gespreide  vormen van energie  [1].  Daarbij lijken uit de digitale techniek  bijna als van zelf democratische op samenwerking en niet op concurrentie gerichte economische structuren voort te vloeien, bottom up in plaats van top down….

Ach, zoiets  klinkt natuurlijk te mooi om waar te kunnen zijn. Die ICT is natuurlijk helemaal geen ‘neutraal’ werkende  laat staan een emancipatoire technologie, maar zélf de vrucht  van zeer competitieve en hiërarchische omstandigheden, in dit geval met name van mechanismen die voortsproten uit het heetst  van de Koude Oorlog en na de Val van de Muur een tweede verhevigd en des te agressiever leven kregen in de financiële wereld – dit in de visie van ondermeer Frank Schirrmacher, een enkele jaren geleden overleden hoofdredacteur van de Frankfurter Allgemeine Zeitung aan wie we in  deze kolommen meermalen aandacht hebben besteed  [2].  De wis- en natuurkundigen die in de tijd van de Koude Oorlog carrière maakten met de theorie van het afschrikkingsevenwicht  en de speltheorie die daarop gebaseerd was vonden na de Val van de Muur  emplooi in de financiële sector met de toepassing van de speltheorie op de hedendaagse digitale financiële handel en wandel met zijn periodieke flash cracks.  Hiermee dringen de neoliberale ideologie en praktijk door tot in de kleinste haarvaten van de maatschappij  van de macroeconomie via de microeconomie en de democratische constitutionele verhoudingen en nog dieper. De Koude Oorlog lijkt  teruggekeerd in de vorm van een  digitale soms nauwelijks beheersbare oorlog waarbij de samenleving  de oorlog aan zichzelf verklaard heeft [3].

Een tweede belangrijke kanttekening bij verdergaande digitalisering en automatisering i.c. robotisering van economie en samenleving is gelegen in de mogelijk zeer nadelige werkgelegenheideffecten die ermee gepaard gaan zolang de lakens in deze branche uitgedeeld worden door de grote digitale reuzen als Facebook en (voorheen) Google. Samen worden deze steeds machtiger en zijn daardoor bij steeds beter bij machte een beslissend  hun (a)sociale stempel  te drukken op de verdere ontwikkeling op het gebied van robots, drones, 3D-printers en dergelijke  (zij zijn op dat front trouwens al volop bezig), alle her en der circulerende vrome bezweringsformules waarschijnlijk ten spijt [4]. Om digitalisering dus ook echt tot een instrument voor emancipatie en sociale vooruitgang en gelijkheid te kunnen laten uitgroeien moet om te beginnen op zijn minst het eigendom van de robots gesocialiseerd worden. Geen “Derde Industriële Revolutie” zonder sociale revolutie dus. Maar de vraag hoe die sociale hervorming of zo men wil revolutie gestalte moet krijgen is moeilijker dan ooit te beantwoorden, en dat is zeker niet te doen in het korte bestek van dit kwartaalnieuws. Wordt derhalve vervolgd.

Noten

[1] Jeremy Rifkin, De derde industriële revolutie. Naar een transformatie van economie en samenleving Amsterdam [Nieuw Amsterdam Uitgevers] 2014, met name blz. 55

[2] Zie: Nieuws Lente 2014: Europese democratie in de mangel tussen natiestaat  en kapitaal  en Nieuws Zomer 2014: Een monument van kritische journalistiek 

[3] Zie Frank Schirrmacher, Ego: Das Spiel  des Lebens  München [Blessing] 2013

[4]  Het gevaar bestaat  dat  de zogenoemde  op zichzelf ongetwijfeld goed bedoelde ‘inclusieve agenda’ voor robotisering  ook op zo’n bezweringsformule kan uitlopen zie:  Robert Went, André Knottnerus en Monique Kremer,  De robot de baas  Den Haag [WRR] 2015. Het besef  dat de  eigendomsverhoudingen  hier de sociale agenda  van de digitalisering bepalen klinkt overigens wel door in de bijdrage van Richard Freeman in dezelfde bundel  onder de titel Wie de robots bezit, bezit de macht , Hoofdstuk 7, blz. 135 e.v.  Echter het door hem bepleite vergrote  werknemersaandeel in het eigendom van robots vormt zeker geen afdoende garantie  tegen verdergaande groeiende sociale ongelijkheid, verre van dat – dat is in het verleden al vaak genoeg gebleken  en dat zal alleen maar des te sterker blijken als in de toekomst de verraderlijke dynamiek van de financiële  economie nog verder toeneemt.

===nieuw op de site: ====================================================

Deze keer geen nieuwe titels, wel het nodige nieuws over hetgeen in voorbereiding is.

=Een serie essays met onderwerpen als Het water, de stad en de natie (over deze heilige drie-eenheid uit de 19e en 20e eeuw die in de huidige eeuw van klimaatverandering ten onder lijkt te gaan)  en Regels en markt fnuiken de vrije techniek  (over de relatie tussen bureaucratie,markt, geweld en technologische revoluties die niet doorgingen of niet door dreigen te gaan).

= Ruimtelijk onderzoeksprojectDe Zeeuws-Brabantse Delta: nieuwe perspectieven binnen grensoverschrijdende  stedelijke netwerken. De Zeeuws-Brabantse Delta ligt zeer strategisch  tussen de havens Rotterdam en Antwerpen; dat geldt evenzeer voor het Zeeuws-Brabantse stedenlandschap in zijn geheel , in het hart van de driehoek Randstad  –  Vlaamse Ruit –  Rhein-Ruhrgebied gelegen.  Is er een grotere rol denkbaar en wenselijk  voor de Zeeuws-Brabantse Delta als haven- en stadgebied meer dan als overloop en verbinding tussen de twee havenreuzen? Wat zouden de potenties daarvan kunnen zijn gezien de ligging binnen het stedelijk landschap van Noordwestelijk Europa? Wat zouden de voordelen kunnen zijn ten opzichte van de huidige situatie op ruimtelijk, ecologisch, waterhuishoudkundig en transportlogistiek vlak? En welke nieuwe rollen zou dit gebied kunnen gaan spelen tijdens en na een ‘Derde Industriële Revolutie’ en onder welke sociaaleconomische condities?

Van Paasduin tot Zandmotor

Nieuws/ Winter  2015-2016

 Van Paasduin tot Zandmotor

“Ik heb het al vaker geschreven, maar het blijft waar, zonder overdrijving: het Paasduin bij Wijk aan Zee biedt een van de meest dramatische panorama’s van de Lage Landen. Aan de noordkant dommelt aan onze voeten de  familiebadplaats Wijk aan Zee in zijn duinkom, de huizen aandoenlijk onschuldig in een krans om de Dorpswei of ‘Zeecroft’ gegaard. In het zuiden doemen vlak achter de laatste resten duinstruweel de grijze kathedralen van de zware industrie op: de Hoogovens, tegenwoordig onderdeel van het Corus-concern” 

Een citaat uit mijn  Onland en geestgrond – Het mentale landschap in de ruimtelijke orde van de Lage Landen  uit 2007 [zie de titellijst onder de knop Geschiedenis van de toekomst  op deze site]. Het Britse Corus is inmiddels vervangen door het IndiaseTata Steel en het Paasduin heb ik sindsdien niet  meer mogen bestijgen. Dat laatste heeft niets te maken met de wisseling van de industriële wacht in de IJmond, maar met mijn tegenwoordige lichamelijke beperking die mij verhindert een beklimming te aanvaarden.  Ik heb inmiddels een zeker zo dramatisch uitzicht weten te waarderen, voor mij makkelijker te bereiken en mede dankzij de veranderingen in het zeer recente verleden zeker zo aangrijpend als het Paasduinpanorama.  Ik doel dan op het uitzicht vanuit Kijkduin op het getijdenlandschap van de zogeheten Zandmotor met op de achtergrond het industrie- en havengebied in opbouw van de Tweede Maasvlakte.  Het verschil van dit uitzicht met het 20e-eeuwse Paasduin-panorama zit hem niet in de achtergrond, de oprukkende  (fossiele) industrie, maar in de voorgrond: in de dynamiek van het 21e-eeuwse getijdenlandschap van de Zandmotor. Een door de mens gestimuleerde dynamiek: door op een bepaald punt voor de kust een grote berg  zand op te spuiten laat de waterstaatsingenieur in zijn heilige bescherming van de Hollandse vastelandskust de natuur het werk doen.  De stroming  smeert het zand langs een flink stuk van de kust uit en zorgt zo voor de nodige extra  bescherming, althans voor een tijdje. Dat proces  levert in het landschap vóór onze ogen een steeds wisselend beeld op van een uitdagend ver in zee uitlopende landtong  en dan weer een inmiddels geheel verdwenen  schiereiland, overmeesterd door een ziedende zee die ieder moment ook al het andere land lijkt te kunnen verzwelgen. Lijkt inderdaad, want bij  al dat o zo  gewaagde meebewegen-met -het-water  van de hedendaagse Hollandse waterstaatsingenieur moet  één ding als een paal boven water blijven staan: Hij moet per saldo wel zelf steeds heer en meester blijven. Of dat echter op de langere termijn echt gaat lukken is nog echter maar zeer de vraag. Wie de onheilsprofetieën volgt die in het kielzog van de Parijse klimaattop aan het licht komen is eerder geneigd ook open te staan voor andere scenario’s.  Die typisch 19e– en 20e-eeuwse Hollandse heroïek van het heersen over de zee zou in onze eeuw wel eens zijn langste tijd  gehad kunnen hebben. Het uitzicht dat we heden ten dage nog hebben zou in de loop van de eeuw misschien wel nog veel dramatischer veranderd kunnen zijn: een uitzicht vanuit de zuidpunt van een eiland op een schier eindeloze zee met her en der windmolens, de (fossiele) bedrijvigheid op de achtergrond als sneeuw voor de zon verdwenen, hetgeen duidt op een met succes maar niet geheel tijdig voltrokken  Energiewende die  ons kennelijk  niet heeft kunnen behoeden voor de luimen van het wassende water.

Erg? Een vooruitzicht dat in Holland Waterland kennelijk zo ‘erg’ ervaren wordt  dat het het waard  lijkt om stelselmatig verdrongen te worden. Het is een vooruitzicht dat het daarom waard was om als thema te nemen voor stukken die ik de afgelopen maanden het licht heb laten zien [zie onder] en dat ik ook komend jaar  als een rode/ blauwe draad door mijn publicaties zal blijven vlechten.

==nieuw op de site: =========================================================

>onder de knop Dubbelkrimp:

  • PU  De ruimtelijke consequenties van ‘dubbelkrimp’  (bevolking en land)  In: Rooilijn, Tijdschrift  voor wetenschap en beleid en ruimtelijke ordening   Amsterdam (Universiteit van Amsterdam) 2015/4

>onder de knop Geschiedenis van de toekomst:

  • PU  De Lage Landen en het hogereKlimaatverandering in het Rijk van de oliekoopman, waterstaatsingenieur en de dominee  In: Thijs Jansen en Merlijn van Hulst [red.], Onder de motorkap van de Modernisering  – Essays voor  Gabriël  van den Brink  Amsterdam (Boom bestuurskunde ) 2015
  • PU Wat en hoe van het economisme (n.a.v. De Mythe van het economisme van Jesse Klaver)  In: De Nederlandse Boekengids  2015/ 0  Amsterdam (Amsterdam University Press) oktober 2015

Tussen Münster en Mühlhausen

Deze zomer richtten wij onze schreden naar het oosten van Duitsland, naar Thüringen en Saksen. Met de auto in een zo recht mogelijke lijn van Den Haag naar het stedenlandschap  in het zuiden van de voormalige DDR. Een reis door twee eigenlijk nog steeds heel verschillende landen. De verschillen werden tijdens onze reis bij uitstek belichaamd door twee steden die we onderweg  aandeden: Münster in het westen en Mühlhausen in het oosten van Duitsland . Beide steden vormden in de eerste helft van de 16e eeuw, op de drempel van de vroeg- moderne tijd, het toneel van sociaalrevolutionair-religieuze opstanden:  het Mühlhausen van de grote boerenopstand onder leiding van Thomas Müntzer in de jaren 1520, het Münster  van het utopische wederdopersexperiment onder leiding van Jan van Leiden in de jaren 1530. Met dat gemeenschappelijke sociaalrevolutionaire verleden houden de overeenkomsten wel zo ongeveer op. In bijna alles lijken de twee steden en de samenleving waarvan zij deel uitmaken vooral elkaars tegendeel te zijn.

Bij  een bezoek aan Münster komt de rijkdom je onvermijdelijk tegemoet in de etalages van chique modewinkels, boutiques en juweliers. Het geheel ademt de sfeer van een uitgesproken welvarende maar op het eerste gezicht in omvang bescheiden provinciestad – maar schijn bedriegt:  er wonen hier maarliefst 300.000 mensen in dit ‘creatieve centrum van Westfalen’, praktisch net zo veel als in Utrecht. Het contrast met het tien keer kleinere Mühlhausen met zijn in omvang krimpende bevolking van zo’n 33.000 inwoners is groot, en niet alleen in demografisch kwantitatief opzicht. In de Thüringer Kleinstadt wordt het straat- en winkelbeeld bepaald door goedkope kledingwinkelketens en kantoren van uitzendbureau’s – wie zei daar Randstad? – net als in  vergelijkbare provinciestadjes in deze contreien. Duidelijke verschillen zijn er ook in de manier waarop  en de gezichtspunten van waaruit de eigen geschiedenis benaderd wordt. In Münster is het verhaal over sociaal-utopische experiment van de wederdoper Jan van Leiden met zijn Diewertje van Haarlem en zijn andere vijftien vrouwen keurig weggestopt in een van de 33 kabinetten van het Stadtmuseum; in het stadsbeeld herinneren alleen de kooien aan de toren van de Lambertikirche aan de gruwelijke dood van de wederdopers. Tja, de geschiedenis van bisschopsstad Münster heeft natuurlijk veel meer te bieden dan alleen dat doperse incident uit de 16e eeuw, allereerst natuurlijk de Vrede van Westfalen/ Münster waarmee in 1648 de gruwelijkheden van de Dertigjarige Oorlog werden afgesloten en de Duitse Kleinstaterei in de ruim 200 jaar die daarop volgden werden bezegeld. Mühlhausen is het alleen gelukt  met de boerenopstand in de 16e eeuw de canon van de wereldgeschiedenis te halen. Maar die geschiedenis van een mislukte revolutie staat wel model voor de grote centrale frustratie van links Duitsland. Duitse geschiedenis: een reeks mislukte revoluties met als ontegenzeggelijk dieptepunt de mislukte revolutie aan het eind van de Eerste Wereldoorlog.  Dat een deel van het land na de Tweede Wereldoorlog  toch nog een revolutie, maar dan  van bovenop opgelegd (met dank aan Stalin), mocht meemaken is des frustrerender en traumatischer. Die eerste boeren- en arbeidersstaat op Duitse bodem was al vanaf het begin af gedoemd te verstenen en uiteindelijk uiteen te vallen. Dat die staat in zijn ongelukkige wordingsgeschiedenis er daarbij natuurlijk alles aan deed om tekenen uit het vroeg moderne verleden op te poetsen als  onvermijdelijke ‘vroeg burgerlijke’ voorboden van het socialisme dat onvermijdelijk komen zou, is des te pijnlijker. Mühlhausen werd in het DDR-tijdperk tot Thomas-Müntzer-Stadt gebombardeerd bij de herdenking van de 450-jarige sterfdag van de ketterse boerenheld. Die herdenking heeft wél  een klein en uitstekend gedocumenteerd museum over de Duitse boerenoorlogen opgeleverd, dat in al zijn bescheidenheid een even bescheiden als broodnodig tegengeluid laat horen tegen de in de aanloop naar de 500-jarige herdenking van het begin van de Reformatie in 2017 nu al sterk aanzwellende Lutherwelle.

>Luther en Müntzer
Luther en Müntzer – het zijn twee elkaar uitsluitende grondposities die sinds de vroege 16e eeuw het Duitse mentale en politieke landschap bepalen. Luther met zijn leer van de twee koninkrijken, het rijk van de hemel  in de eeuwigheid versus het rijk van het onvolmaakte ondermaanse waar men geacht wordt te gehoorzamen aan  de machthebbers die boven ons stervelingen gesteld zijn. Müntzer die in zijn eindtijdtheologie ook de bestrijding van de met het Evangelie strijdige wereldlijke orde van de standenmaatschappij in zijn heilsboodschap meenam en daarom de wereldlijke machthebbers in het hier en nu daadwerkelijk te vuur en te zwaard bestreed. De eerste grondhouding van berusting in de bestaande maatschappelijk orde, die van Luther dus, is in het afgelopen  halve millennium verreweg dominant geweest. De Kleinstaterei waar de verwoestende Dertigjarige Oorlog op uitliep  bracht een overkill  aan lokale potentaatjes voort in al die vorstendommetjes met hun absolutistische pretenties. Die pretenties mogen in de ogen van buitenstaanders in tijd (ons 21e-eeuwers)  en ruimte (inwoners van andere buiten Duitsland gelegen absolutistische landen als Frankrijk en Oostenrijk ) potsierlijk overkomen, voor de ‘onderdanen’ die in deze Duitse staten en staatjes  moesten leven  waren de repressie en de maatschappelijke  verstarring waar in veel gevallen sprake van was er niet minder om. De Franse Revolutie werd ten oosten van de Rijn met een onvoorspelbare mengeling van bewondering, afgunst en bevreemding bekeken. Natuurlijk, vooruitstrevend Duitsland wilde ook zelf wel het heft van de geschiedenis in eigen hand nemen, maar zag zich daarbij voor een schier onmogelijk opgave gesteld. Er moesten daarvoor teveel vliegen in een klap geslagen worden: én de autoritaire standenmaatschappij verslaan, én de Kleinstaaterei overwinnen, én de uitwassen van het opkomende kapitalisme bestrijden. De Revolutiegolf die in 1848 door Europa raasde, kwam in Duitsland niet verder dan Frankfurter Parlement dat alras een snelle dood stierf, gefrustreerd door de verreweg machtigste en ook steeds sterker wordende Duitse staat, het autoritaire en militaristische Pruisen. En het was tenslotte door de  oplegging van bovenaf door dat zelfde Pruisen dat de nationale eenheid in zijn zogeheten klein Duitse vorm in 1870 tot stand kon komen. Het was een Duitsland dat technologisch en organisatorisch in een stroomversnelling kwam en het in de economische concurrentie met succes opnam tegen Groot Brittannië, maar waarvan de bevolking zich niet aan de onderdanenhouding die in de loop der eeuwen gegroeid was wist te ontworstelen. Die onderdanenmentaliteit hield de succesvolle bourgeoisie in haar greep [1] , die mentaliteit werkte ook  door binnen de  arbeidersbeweging, en wel in zeer verknipte vorm.  Aan de schoorsteen van het doorsnee sociaaldemocratische huisgezin hingen in  die tijd standaard twee portretten:  dat van   socialistenleider  Bebel en dat van beroepshistericus keizer Wilhelm II. Toen puntje bij paaltje kwam volgden de arbeiders in 1914 en masse  ‘hun’ keizer in de frische fröhliche Krieg tegemoet .  Ook in de politieke theorievorming werkte deze verkniptheid door, en wel in de gedaante van  het Kautskyaanse marxisme, waarin de hoofdrol in de overgang naar het socialisme was weggelegd door de objectieve ontwikkeling van een kapitalisme dat onvermijdelijk steeds ernstiger  politieke crises zou baren.  Op het moment dat   ‘de bourgeoisie’ in een crisissituatie een fatale tactische fout zou maken, zou de overwinning als vanzelf in de schoot van de socialistische arbeidersbeweging vallen [2].  Tegenover  het determinisme van Kautksky ontwikkelde de linkervleugel van SPD onder leiding van ondermeer Rosa  Luxemburg  een uitgesproken pro-actieve  en vaak ‘voluntaristische’  visie -al zou men dat laatste met het oog op het zo door economisch determinisme gekleurde marxisme nooit openlijk durven  hebben toegeven. Het politieke resultaat  van die linkervleugel  is bekend:  een mislukte Duitse revolutie aan het eind van de Eerste Wereldoorlog. Dat  haar volgelingen toch uiteindelijk na de Tweede Wereldoorlog  in een deel  van Duitsland dankzij Stalin de overwinning in de schoot geworpen kregen is een wrede speling van de ironie van de geschiedenis.  Een Pyhrrusoverwinning, zo werd al dra duidelijk,toen na de dood van Stalin in maart 1953 in juni een  volksopstand uitbrak die door Russische tanks werd neergeslagen. In het hart van Mühlhausen verzamelden zich toen drieduizend opstandige boeren –  de geschiedenis leek zich te herhalen…. Wat er de decennia  daarop in de DDR volgde is de geschiedenis van een zich steeds weer  herhalende reactiviteit en een steeds verdere verstening van de DDR,  zowel  letterlijk materieel als mentaal, met de bouw van de Berlijnse Muur als symbolisch dieptepunt.  Dat ondanks in die verstening en de bijbehorende verstikkende atmosfeer van voortdurende Bespitzelung  menigeen  wel degelijk  geloofde  in  de idealen van de nieuwe staat maakt  deze geschiedenis van ‘het andere Duitsland’ des te navranter.

>Wolf en Stolpe
Dat gespleten levensgevoel wordt bij uitstek belichaamd door de schrijfster Christa Wolf die in de loop der tijd steeds kritischer kwam te staan  ten opzichte van het DDR-regime maar in de grond van de zaak steeds loyaal bleef ten opzichte van het socialistische gedachtegoed.  Aan het eind van haar leven, als met de  kredietcrisis van 2008 de kwaadaardige luimen van het kapitalisme opnieuw aan de dag treden, probeert zij in haar laatste boek met horten en stoten de balans op te maken  de balans van haar leven en van haar land dat verdween in de mist van de geschiedenis [3]. Dat probeert zij te doen aan de hand van een dagboek dat zij in 1992/93 bijgehouden heeft toen zij op intellectuele retraite was in Los Angeles, het ‘Weimar unter den Palmen’ dat in de jaren 30 en 40 als toevluchtsoord voor menige Duitse wetenschapper  en kunstenaar fungeerde.  1992/93:  dat was midden in een tijd dat provocerend het einde van de geschiedenis werd geproclameerd waarbij het kapitalisme voorgoed overwonnen leek te hebben.  Intussen echter werden  toen de tekenen  van  een verregaande ontregeling van de mondiale verhoudingen die uit die overwinning voortkwamen al wél  volop duidelijk:  een eerste golfoorlog en een beginnende Balkanoorlog  die een golf aan vluchtelingen teweeg bracht, niet in de laatste plaats  naar het in die tijd in opperste verwarring verkerende oosten van Duitsland. Ook toen waren er net als afgelopen zomer onheilspellende  aanslagen op asielzoekerscentra.  Christa  wordt daarvoor bij herhaling ter verantwoording geroepen door de veelal linkse Amerikanen die zij ontmoet.  Ze komt daardoor en door de algehele toestand in Duitsland in een lastig parket. Ze  is zeer ongelukkig met het feit dat alles met de DDR te maken heeft alom ontkend of juist verguisd wordt en ontwikkelt als tegenwicht daartegen een soort klammheimliche loyaliteit ten opzichte van de roemloos ten onder gegane staat terwijl ze zelf in het verleden juist zeer kritisch ten opzichte  van het regime  stond en daarom decennialang bespied werd. Kritisch, maar niet altijd. In het prille, ‘onschuldige’ begin van haar carrière briefde zij als IM-er [Informeller Mitarbeiter] wetenswaardigheden  over collega’s door aan de Stasi. Het was maar voor en betrekkelijk korte tijd en de gegeven informatie was tamelijk onbenullig van aard, maar toch… En laat nu juist tijdens haar Amerikaanse verblijf haar Stasi-verledentje aanleiding worden voor een  van kwaadaardige hetze tegen haar persoon. Ze had dat stukje van haar verleden  helemaal vergeten, of is het toch verdringing? Is ze in de grond van de zaak toch altijd maar gewoon een klein meisje gebleven dat vóór alles door ‘iedereen’ aardig gevonden wil worden? – door haar moeder, door de autoriteiten van de eerste boeren- en arbeidersstaat op Duitse bodem.

Wolf hoorde aanvankelijk tot de uitgesproken aanhangers van de DDR, maar zij zijn zeker niet de enigen  die achteraf met gemengde gevoelens op de totale verdwijning van de DDR uit de Duitse geschiedenis terugkijken.  Daarnaast is er die grote groep van  gewone, ondanks het rabiate DDR-antitheisme gelovig gebleven Oost-Duitsers , die in de loop van de tijd de sociale dimensie van het DDR-gedachtegoed verinnerlijken.  De gevoelens van die groep wordt  bij uitstek belichaamd door Manfred Stolpe, in de DDR-tijd decennialang de hoogste baas van de Oost-Duitse Evangelische Kirchen.   Na de Wende werd hij meer dan  een decennium lang voor de SPD  minister-president  van de Oost-Duitse deelstaat Brandenburg, waarna hij in 2002 door Gerhard Schröder als minister van verkeer en volkshuisvesting in de nationale roodgroene regering gehaald werd. Ook Stolpe heeft een Stasi-verleden dat overigens aanzienlijk dikker en minder ‘onbenullig’  is  dan  dat van Wolf. Ook hij werd daardoor na de Wende onderwerp van kritiek.  Als opperhoofd van de Oost-Duitse protestanten was hij een meester  in het wheelen en dealen  met de autoriteiten  waarbij hij werkende weg steeds meer ruimte wist te creëren voor een kritische en tegelijk sociaal georiënteerde kerk.  Zo werd er in 1982, dus ruimschoots vóór de Glasnost en Perestrojka, in Dresden een synode belegd met de vraag  hoe het socialisme te verbeteren. De SED-top sprong uit zijn vel: de DDR was immers niet te verbeteren. Alleen al door het voeren door een dergelijk maatschappelijk motto  toonde de kerk hoezeer zij zich inmiddels geïdentificeerd had met de sociale agenda  van die overigens nog immer onverminderd  beklemmende Spitzelstaat .  Hoe Stolpe de hedendaagse betekenis van de DDR beziet?  Het grote gevaar dat ons tegenwoordig sterker dan ooit  bedreigt is in zijn ogen het financiële kapitalisme dat ook indertijd het economische lot van een kleine staat als de DDR in sterke mate bepaalde. Het Genossenschaftwesen ziet hij als de belangrijkste positieve DDR-erfenis met vooral een grote symboolwaarde [5].  Een symboolwaarde met een mogelijke uitstraling op de economische praktijk van vandaag de dag. De coöperatie leed jarenlang  economisch een marginaal bestaan, maar zit echter juist de laatste jaren en vooral na de Energiewende weer duidelijk in de lift.

>Genossenschaft en Zivilcourage
Tijdens onze vakantiereis verbleven wij een week  in een sympathiek familiepension in in Kromsdorf in Thüringen,  even ten noorden van Weimar. Het verhaal van de waardin van het pension is illustratief voor het lot van mensen en land in deze contreien na de Wende. De voormalige boerderij waar nu het pension is ondergebracht vormde was vóór de Wende onderdeel  van een coöperatie met een fors bemeten veestapel en een uitgebreid tuinbouwareaal  waar de aan kinderverlamming lijdende vader van de waardin de bedrijfsleider van was.  Van dat trotse  Volkseigenes Betrieb van weleer is weinig meer over: de koeien verdwenen goeddeels, de tuinbouwkassen werden zertrümmert en opgeruimd.  Her en der in het landschap verrezen nieuwe bedrijventerreinen als Fremdkörper in het boerenland, terwijl de winkels de dorpscentra verdwenen.   Ook  de Oost-Duitse industrie leek na de Wende in vrije val terecht gekomen te zijn, hoewel dat in Thüringen met zijn relatief goed ontwikkelde midden- en klein bedrijf nog enigszins meeviel, zeker in vergelijking  met buur-deelstaat  Saksen-Anhalt dat zijn enorme industrieconglomeraten  genadeloos zag omvallen en zertrümmern  [5].  Niet dat het hier nu in al die o zo  malerische Thüringse Kleinstädte  alles koek en ei is. Ook hier blijft het als elders in het oosten  behelpen in sociaaleconomisch opzicht, zet de demografische uittocht gestaag maar onverminderd door  en sluimert  het door neonazi’s uitgelokt  geweld tegen vreemdelingen, maar de alertheid van de Thüringse deelstaatregering  op dit punt voorkomt gewelddadige excessen als in buur-deelstaat Saksen.  Bodo Ramenow, de door terreuraanslagen bedreigde minster president  van de vorig jaar aangetreden rood-rood-groene deelstaatregering, roept in dit verband op tot de nodige Zivilcourage en wil tegelijk  van de sociaaleconomische nood een deugd maken: Thüringen zou met zijn krimpende beroepsbevolking  de  komst van vluchtelingen  als arbeidskrachten  juist goed kunnen gebruiken [6] . Maar om een dergelijk economisch beleid tot een succes te kunnen maken,heeft een deelstaatregering  wel veel meer beleidsvrijheid en ondersteuning  van de centrale bondsregering  nodig en een over de hele linie een anders gericht economisch beleid op nationaal schaalniveau, sterker gericht op het tegengaan van de groeiende sociale ongelijkheid.  Maar daarvoor moet dan wel eerst het politieke taboe op een rood-rood-groene coalitie in Berlijn doorbroken worden…..

Noten  

[1] Treffend gekarakteriseerd in Heinrich Manns Der Untertan, verschenen aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog,  waarin aan de hand van de wederwaardigheden van papierfabrikant Diederich Hessling het even laffe als autoritaire opportunisme (likken naar boven, trappen naar beneden) van de Wilhelminische bourgeoisie geschetst wordt.

[2] Zie hierover o.m.: Carl E. Schorske,  German socialdemocracy 1905-1917. The great schism  Cambridge MA [Harvard ] 1955 en Karl Kautsky, Der Weg zur Macht. Politische Betrachtungen über das Hineinwachsen in die Revolution  Berlijn [Vorwärts] 1910

[3] Christa Wolf, Stadt der Engel oder The Overcoat of Dr. Freud  Berlijn [Suhrkamp] 2010

[4] Zie hierover: Burga Kalinowski, War das die Wende, die wir wollten? – Gespräche mit Zeitgenossen  Berlijn [Neues Leben] 2015, en daarin met name het interview met Manfred Stolpe, Über Hoffnungen von damals und über Realitäten, blz. 226

[5] Over de kwalijke gevolgen van de ondoordachte en arrogante West-Duitse aanpak van het oosten van Duitsland na de

Wende voor economie, landschap en samenleving  zie ook o.m.:  Im Osten nichts neues? /deel twee – Dubbelkrimp in stedelijk  Oost Duitsland In: www.dubbelkrimp.nl. Kwartaaljournaal Herfst 2015

[6] Zie ondermeer in: Oliver Das Gupta, “Die Politik muss den grossen Wurf wagen” [een interview met Bodo Ramenow, minister -president van de deelstaat Thüringen] In: Süddeutsche Zeitung van 25-8-2015

=te verwachten nieuw op deze site============================================

Ik ben deze herfst bezig met drie projecten:

>het afronden van mijn deel  van het manuscript van  Atlantikwall – de grote volksverhuizing : over de gevolgen van de aanleg van de Atlantikwall (evacuaties, sloop, inundaties)  voor landschap en samenleving tijdens de oorlog en de wederopbouwperiode; de tekst zal naar alle verwachting in 2016 als boek verschijnen;

>het  essay  De stad in het Europa van de 21e eeuw – Kansen en valkuilen :  in het kader van de interdisciplinaire initiatiefgroep het Haagse Huijgensberaad dat de relevantie van de geostrategische blik voor ruimtelijke ontwikkelingen op de agenda wil zetten;

>de opstart van het vooronderzoek Crisis en kansen langs de A12 van Zoetermeer tm Gouda :  naar de mogelijkheden die leegstand  van (kantoren)vastgoed zou kunnen bieden voor sloop ten behoeve van voor natuur, landschap en meer ruimte voor water.