Alle berichten van casper

Nieuws/ Winter 2016/2017

Het vergeten en miskende oosten

In de vorige nieuwsbrief [herfst 2016] besloot ik met het vermelden van het initiatief om de Keulse oriëntalist van Iraanse komaf Navid Kermani [1] naar voren te schuiven als kandidaat voor het ambt van  Duitse Bundespräsident.  Zover is het niet gekomen. Inmiddels hebben de partijen van de grote coalitie zich verenigd rondom de SPD-er  Frank-Walter Steinmeier – nu nog minister van buitenlandse zaken –  als nieuwe president. Alom is die keuze afgeschilderd als een zwaktebod. De man wordt hier en daar zelfs afgeschilderd als een veredeld soort super-ambtenaar. Hoe dit ook zij, het is in ieder geval zeer de vraag of het nieuwe staatshoofd in staat is om een bijdrage van betekenis  te leveren aan de opgave het verdeelde land bijeen te houden. Vorige keer ging ik mijn bijdrage Hoezo integratie? Welke integratie?  in op de verhouding tussen de autochtone bevolking en immigranten in Duitsland,  ditmaal staat het thema van de tegenstelling tussen oost en west centraal, zowel op Duits als Europees schaalniveau.

Om met het Duitse schaalniveau te beginnen, de tegenstelling tussen de Bondsrepubliek van vóór 1989  en de Duitse Democratische Repuibliek. Het gebied van de oude DDR blijft binnen de huidige verenigde bondsrepubliek sociaal en economisch sterk achter en zal de achterstand in de toekomst niet snel inhalen. De pijn zit hem hier in het oosten niet alleen in de economische achterstand op zichzelf maar vooral in de manier waarop de DDR daarbij indertijd onverbiddelijk door de BV BRD werd overgenomen, een en ander gepaard gaande met een even botte als sociaal desastreuze industriële afbraak. Na de Wende werden alle kaarten door de toenmalige CDU/FPD-coalitie onverbiddelijk op privatiserering gezet, terwijl een beter afgewogen herstructurering en sanering veel meer mogelijkheden zou hebben geboden om grotere delen van de industrie in aangepaste vorm een doorstart te kunnen geven [2].  Hierdoor is de politieke  en sociale polarisatie vooral in het armere oosten van het land enorm toegenomen: tussen stad en land, tussen hoog en laag opgeleiden, tussen de winnaars en de verliezers van de Wiedervereinigung en de globalisering.  In twee Oost-Duitse deelstaten wordt die polarisering op de voet gevolgd, in Thüringen en Sachsen. Thüringen kende in dit verband al eerder zijn Thüringen-Monitor,  de buurdeelstaat Sachsen heeft sinds dit jaar inmiddels ook zijn Sachsen-Monitor [3].Van de twee deelstaten is de polarisatie in Sachsen verreweg het sterkst – met zijn extreem hoge aantallen van aanslagen op vluchtelingen en met Dresden als thuisbasis van het islamofobe Pegida. Wat vooral opvalt in de Sachsen-Monitor  is de grote tegenstrijdigheden in de opvattingen over maatschappij en politiek: enerzijds zegt een flinke meerderheid van de bevolking  voor democratie en tegen  dictatuur te zijn, anderzijds is de roep om een sterke eenheidspartij  en een sterke man luid. Dergelijke autoritaire opvattingen zijn opmerkelijk sterk vertegenwoordigd inde leeftijdscategorie van 18 tot 29 jaar.

Het is een denkpatroon dat opvallende overeenkomsten vertoont met de stemming in de aangrenzende Visegrad-landen (Polen, Tsjechië, Slowakije en Hongarije), zo merkt een commentator in de Frankfurter Allgemeine op [4].  De overeenkomsten zijn over de hele linie onmiskenbaar.  Laten we met de economie beginnen.  Alle vier  de landen maakten in het interbellum deel uit van het cordon sanitaire, de buffer tegen het rode gevaar van de Sovjet Unie. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen zij samen met de DDR in het schuitje van het Warschaupact terecht.  Na de Wende van 1989  werden zij in het kapitalistische diepe gegooid, na de val van de Sovjet Unie ongeremder en onbesuisder dan ooit; de DDR had daarbij het geluk ietsje zachter te vallen in het vangnet de van de in middels verenigde Bondsrepubliek.  Een belangrijk deel van de industrie kwam in westerse handen, die van de Visegrad-landen in handen van Duitsland en Oostenrijk – daarbij gaat het vooral om automobielindustrie,  machinebouw, elektronica en chemie [5].  De sociale ongelijkheid,  werkloosheid en economische kwetsbaarheid  zijn in de 25 jaar na de Wende flink toegenomen ondanks alle juichende verhalen over economische groei ten spijt, het sterkst in Polen met zijn losgeslagen neoliberalisme en het minst in Tsjechië dat al tijdens het interbellum dankzij een machtige sociaaldemocratie sterke egalitaire verhoudingen kende [6].  Het is primair deze sociaal-economische onzekerheid die de politieke en maatschappelijke verhoudingen hier in danig de war schopt en leidt tot kansen voor autoritaire  politieke stromingen die inmiddels in Polen en Hongarije dominant geworden zijn. West Europa beziet deze ontwikkelingen met onbegrip en afwijzing, vergetend dat deze voor een niet onbelangrijk deel het resultaat zijn van een overhaaste en primair economisch gerichte inlijving van de landen van Midden- en Oost-Europa bij de EU na de Wende. De Midden- en Oost-Europeanen zelf op hun beurt voelen zich als sociaal-economisch tweederangs-Europeanen ook vergeten en bovenal miskend door het westen.  Dat zien we zowel in de Visegrad-landen als in belangrijke delen van de voormalige DDR.

Noten

[1] Dit najaar verscheen zojuist het laatste boek van Kermani, Goddelijke kunst Amsterdam [Cossee] 2016.  Een verrassende blik van een moslim op christelijke beeldende kunst.
[2 ]Over de aanpak van de privatiseringen en de (blijvende) gevolgen daarvan zie diverse interviews in: Burga Kalinowski, War das die Wende, die wir wollten? – Gespräche mit Zeitgenossen Berlijn [ Verlag Neues Leben] 2015, en dan met name het interview met Christa Luft, minister economische zaken in de regering Modrow [1889-1990], de [voor]laatste van de DDR.
[3] Zie:   https://www.thueringen.de/mam/th1/tsk/thueringen-monitor_2015/thuringen-monitor_2015.pdf                           en  https://www.staatsregierung.sachsen.de/download/staatsregierung/Ergebnisbericht_Sachsen-Monitor_2016.pdf
[4] Zie:  Stefan Locke,  Der widersprüchliche Sachse – “Sachsen-Monitor” sieht Paralellen zo den Visegrád-Staaten  In:  Frankfurter Allgemeine  Zeitung 23 11 2016
[5] zie hier over m.n.: Julien Lefilleur, Géographie industrielle de l’Europe centrale et orientale Parijs [Ed. Harmattan] 2010
[6] Laila Porras, Inégalités de revenues et pauvreté dans la transformation post-socialiste. Une analyse institutionnelle des cas tchèque, hongrois et russe Parijs [Ed. Harmattan] 2013 en dan met name blz. 61 [tabel met de gini-coëfficienten [die de (inkomens-)(on)gelijkheden aangeven] tussen de verschillende Midden- en Oost-Europese landen tussen 1989 en  2005 en Claire Guélaud met Mirel Bran, L’Europe centrale se porte mieux In : Le Monde, 26 augustus 2014, economiekatern, blz. 6-7

Projecten in voorbereiding en uitvoering

 >Vlucht niet opnieuw naar voren, Rotterdam! Onder deze titel schreef ik met Jan Dirk Dorrepaal  een artikel voor De Volkskrant [zie titellijst onder de knop ‘Dubbelkrimp’]. In het verlengde daarvan zijn nog meer artikelen verschenen  en zullen nog verschijnen met grensoverschrijdende verstedelijkingspatronen in de Lage Landen als centraal thema, zoals  Het water de stad en de natie op het aanslibsel der Franse en Duitse rivieren in De Nederlandse Boekengids nr 2/2016  [ook onder de knop ‘Dubbelkrimp’]  en diverse artikelen over het concept van de ‘Waaierstad’ in ROMagazine en De Ingenieur [zie verderop].

>De ballade van roerend en onroerend goed in de Zuidwestelijke delta Een verkennend interdisciplinair onderzoek naar de relatie tussen klimaatverandering, demografische krimp en toeristische verblijfsaccommodatie mede naar aanleiding van het initiatief ‘Bescherm de kust van Natuurmonumenten i.s.m. landschapsarchitect  Arjan Nienhuis waarbij naast het gebruikelijke overwegend defensieve beleidsinstrumentarium aan de hand van voorbeeldlocaties nieuwe strategieën voor behoud en kwaliteitsverbetering van natuur, cultuur en leefbaarheid kunnen worden ontwikkeld. Inclusief een te ontwikkelen strategie om tegenwicht te bieden aan de dreigende door de vastgoedsector aangedreven tendens tot verdere verstening van de kust.

>Een serie essays over sociaal-economische en politieke ontwikkelingen in diverse delen van Europa, zoals Duitse delingen (over de groeiende economische en geografische ongelijkheid en politieke en sociaal-culturele scheiding der geesten, inmiddels gepubliceerd in nr  5/2016 van De Nederlandse Boekengids). Een soortgelijk essay over België is in voorbereiding.

>Atlantikwall – de Grote Volksverhuizing  Een multimediaal project, uitmondend in het deze winter verschijnende  rijk geïllustreerde boek Verdreven voor de Atlantikwall  – Ontruiming en afbraak van de Nederlandse kuststreek 1942-1945 [i.s.m. Geertjan Mellink en Peter Saal – zie verderop] dat niet de militaire kant van de Duitse bunkers langs de Europese westkust behandelt maar nu eens vooral de collateral damage  die de ontwrichtende aanleg van de Wall  met zich mee bracht voor stad en land, landschap en maatschappij. Daarbij wordt niet alleen ingegaan op de gevolgen tijdens de oorlogsjaren maar ook op de manier waarop een en ander doorwerkte in de wederopbouwjaren: in stedenbouw en samenlevingsopbouw, in  de politieke en sociaalculturele verhoudingen.  Hiermee sluit ik een hele reeks papieren en digitale publicaties over het onderwerp af die begon met de verschijning van het toentertijd baanbrekende boekje De Atlantikwall – Omstreden erfgoed in 2005 (!)

 ===nieuw op de site: =======================================================

>onder de knop Dubbelkrimp:

>onder de knop Geschiedenis van de toekomst:

  • PU  Duitse delingen  In: De Nederlandse Boekengids 5/2016  (Amsterdam oktober 2016)

>onder de knop Verdwalen is een kunst:

 

===verwacht in januari/ februari 2017=========================================

  • PU De grensoverschrijdende Waaierstad van de Lage Landen: Dynamisch, leefbaar en écht klimaatadaptief  In: De Ingenieur  (Den Haag januari 2017 [samen met Jan Dirk Dorrepaal])
  • PU Verdreven voor de Atlantikwall – Ontruiming en afbraak van de Nederlandse kuststreek 1942=1945 [i.s.m. Geert-Jan Mellink en Peter Saal]  (Zwolle [W-Books] februari 2017)

Nieuws/ Zomer 2016

Met de rug naar het continent staan
waarvan je zelf deel uitmaakt

Het is een merkwaardige gewaarwording in deze tijden van een dreigende Brexit. In Nederland wordt er over gesproken en geschreven alsof het eigenlijk al een feit is en het startschot zal vormen voor de verdere desintegratie van ‘Europa’. Niet alleen lijkt de wens hier de vader van de gedachte zijn, het weerspiegelt ook hoezeer Nederland met de rug naar het continent staat waarvan het tegelijkertijd zelf deel van uit maakt. In de laatste plaats economisch, maar dat is een werkelijkheid die het steenrijke Holland het liefst in verste uithoeken van eigen hersenpan wegstopt. Men wil zo ontzettend graag vertrouwd met de grote wereld zijn, spiegelt zich vooral graag aan de Angelsaksische wereld maar is au fond over de hele linie de laatste jaren steeds verder naar binnen gekeerd geraakt. Op dit vlak spant de onbekendheid met het eigen continent wel de kroon, de eigen directe buren niet in de laatste plaats. Met totale bevreemding worden de vakbondsacties in België gade geslagen als men ze al tot zich laat doordringen. Voorzover een en ander in Nederland wel doordringt wordt het als een zinloos achterhoedegevecht afgedaan. Een soortgelijke hautaine bevreemding is bespeurbaar ten opzichte van de grote verzetsbeweging  Nuit Debout tegen het nieuwe arbeidswetvoorstel in Frankrijk – daar heeft het leeuwendeel van de Hollandse media het zelfs gepresteerd het hele verschijnsel lange tijd goeddeels te verzwijgen. Kennelijk heeft – ook links – Nederland zich dermate verzoend met de eigen zeer kwetsbaar geworden arbeidsverhoudingen – nergens op het Europese vasteland is de arbeid zo ‘geprecariseerd’ – dat men geen begrip meer kan opbrengen voor het Belgische en Franse verzet.

Ook ten opzichte van Duitsland blijft er in Nederland een grote onbekendheid en onverschilligheid bestaan. De karikaturale negatieve houding tegenover de grote Oosterbuur is na de Wende verdwenen. De laatste jaren tijd mag het land bij de Hollanders zich zelfs een zekere bescheiden populariteit verheugen, bijvoorbeeld tot uiting komend in het overnemen van hip bedoelde Duitse leenwoordjes en zinswendingen [1]. Maar de belangstelling blijft uitermate oppervlakkig; van een groeiende belangstelling voor de Duitse taal is bijvoorbeeld geen enkele sprake. Dat is helaas eveneens het geval waar het gaat om de interesse voor de Duitse sociale en politieke verhoudingen. Maar mét alle Hollandse onwetendheid is ook de laaglandse arrogantie gebleven. Had men in de jaren tachtig snel een afwijzend oordeel klaar over het ‘foute’ Duitsland, in recente jaren deden velen in Nederland vaak meewarig over de politieke overcorrectheid van de oosterburen waar het gaat om discriminatie en etniciteit. Nu de tegenstellingen het laatste jaar ook in Duitsland verscherpen lijkt er een lichte verwarring op het Hollandse front op te treden. Sommigen debiteren nog steeds met bravoure dat Duitsland met het afleggen van zijn politieke correctheid eindelijk volwassen is geworden. Bij anderen begint die twijfel te knagen, zeker gezien de opkomst van Pegida en de radicalisering van de partij Alternative für Deutschland. Recent onderzoek [2] geeft aan dat op het hele Duitse front de polarisatie razendsnel een met onrustbarende scherpe kantjes en kanten toeneemt, politiek en sociaaleconomisch: tussen oost  en west, arm en rijk, grootstedelijk en provinciaal.

Daarover gaat een van de essays waaraan ik de komende maanden schrijf. Daarnaast blijft mijn aandacht gericht op landschappelijke en ruimtelijke onderwerpen – zie de lijst van afgelopen kwartaal nieuw verschenen publicaties hieronder. In het verlengde daarvan bereid ik de komende maanden nieuwe projecten voor over de stad op de grens van ‘nat’ en ‘droog’, de relatie tussen water, Energiewende  en ver/ontstedelijking in Rotterdam / Den Haag en de kritische verhouding tussen recreatie, landschap en natuur langs de Zeeuwse kusten. Ik houd u/ jullie op de hoogte.

——————-

Noten

[1] Zie hierover bijvoorbeeld de ARD-correspondent in Nederland Tilman Bünz in: Von den Moffen zu Lieblingen in de Frankfurter Allgemeine Zeitung van 15 juni 2016

[2] In studies als bijvoorbeeld:

=Marcel Fratschner, Verteilungskampf  – Warum Deutschland immer ungleicher wird München [Hanser] 2016

=Oliver Decker e.a, Die enthemmte Mitte – Autoritäre und rechtsextreme Einstellung in Deutschland Leipzig [Psychosozial-Verlag/ Univ. Leipzig] 2016

======nieuw op deze site ==================================================

>onder de knop  Dubbelkrimp:

  • PU Het water de stad en de natie op het aanslibsel der Franse en Duitse rivieren (Amsterdam/ Antwerpen [De Nederlandse Boekengids 2016/2] april 2016)
  • PU  Vlucht niet opnieuw naar voren, Rotterdam (Amsterdam [De Volkskrant 19 mei 2016] mei 2016)  [samen met Jan Dirk Dorrepaal]

Nieuws/ Lente 2016

Geen
“Derde Industriële  Revolutie”
zonder
sociale revolutie

’Derde Industriële Revolutie’ – die term hangt al weer heel wat jaren in de lucht. Vaak wordt daarmee vooral gedoeld op de informatie- en communicatietechnologie die vooral de laatste kwart eeuw een hoge vlucht heeft genomen. De laatste tijd wordt deze lange tijd  bejubelde ‘revolutie’ echter beduidend kritischer tegemoet getreden. Menigeen bekruipt een umheimlich gevoel dat er iets niet klopt met de jubelverhalen. Een hardnekkige crisis vanaf 1008 en een steeds verdergaande ondermijning van de privacy zijn daar debet aan.  Steeds vaker wordt  in dat verband betoogd dat  met een  ICT- revolutie  een derde industriële revolutie nog maar halfweegs is.  Iedere succesvolle industriële revolutie omvatte tot op heden een cumulatie van twee soorten elkaar versterkende technologische vernieuwingen: innovaties op het vlak van transport en communicatie enerzijds en innovaties op het gebied van energievoorziening anderzijds. We zouden op dit moment met de digitale revolutie zijn blijven steken in de communicatierevolutie, terwijl de energierevolutie nog zou moeten komen – die  revolutie zou dan moeten bestaan uit de verduurzaming van de energievoorziening,althans in de visie  van de Amerikaanse maar vooral in Europa populaire duurzaamheidsadviseur Jeremy Rifkin. De rol van de ICT voor de verduurzaming van de energievoorziening zou dan vooral gelegen zijn in de interactieve distributie van die nieuwe, geografisch sterk gespreide  vormen van energie  [1].  Daarbij lijken uit de digitale techniek  bijna als van zelf democratische op samenwerking en niet op concurrentie gerichte economische structuren voort te vloeien, bottom up in plaats van top down….

Ach, zoiets  klinkt natuurlijk te mooi om waar te kunnen zijn. Die ICT is natuurlijk helemaal geen ‘neutraal’ werkende  laat staan een emancipatoire technologie, maar zélf de vrucht  van zeer competitieve en hiërarchische omstandigheden, in dit geval met name van mechanismen die voortsproten uit het heetst  van de Koude Oorlog en na de Val van de Muur een tweede verhevigd en des te agressiever leven kregen in de financiële wereld – dit in de visie van ondermeer Frank Schirrmacher, een enkele jaren geleden overleden hoofdredacteur van de Frankfurter Allgemeine Zeitung aan wie we in  deze kolommen meermalen aandacht hebben besteed  [2].  De wis- en natuurkundigen die in de tijd van de Koude Oorlog carrière maakten met de theorie van het afschrikkingsevenwicht  en de speltheorie die daarop gebaseerd was vonden na de Val van de Muur  emplooi in de financiële sector met de toepassing van de speltheorie op de hedendaagse digitale financiële handel en wandel met zijn periodieke flash cracks.  Hiermee dringen de neoliberale ideologie en praktijk door tot in de kleinste haarvaten van de maatschappij  van de macroeconomie via de microeconomie en de democratische constitutionele verhoudingen en nog dieper. De Koude Oorlog lijkt  teruggekeerd in de vorm van een  digitale soms nauwelijks beheersbare oorlog waarbij de samenleving  de oorlog aan zichzelf verklaard heeft [3].

Een tweede belangrijke kanttekening bij verdergaande digitalisering en automatisering i.c. robotisering van economie en samenleving is gelegen in de mogelijk zeer nadelige werkgelegenheideffecten die ermee gepaard gaan zolang de lakens in deze branche uitgedeeld worden door de grote digitale reuzen als Facebook en (voorheen) Google. Samen worden deze steeds machtiger en zijn daardoor bij steeds beter bij machte een beslissend  hun (a)sociale stempel  te drukken op de verdere ontwikkeling op het gebied van robots, drones, 3D-printers en dergelijke  (zij zijn op dat front trouwens al volop bezig), alle her en der circulerende vrome bezweringsformules waarschijnlijk ten spijt [4]. Om digitalisering dus ook echt tot een instrument voor emancipatie en sociale vooruitgang en gelijkheid te kunnen laten uitgroeien moet om te beginnen op zijn minst het eigendom van de robots gesocialiseerd worden. Geen “Derde Industriële Revolutie” zonder sociale revolutie dus. Maar de vraag hoe die sociale hervorming of zo men wil revolutie gestalte moet krijgen is moeilijker dan ooit te beantwoorden, en dat is zeker niet te doen in het korte bestek van dit kwartaalnieuws. Wordt derhalve vervolgd.

Noten

[1] Jeremy Rifkin, De derde industriële revolutie. Naar een transformatie van economie en samenleving Amsterdam [Nieuw Amsterdam Uitgevers] 2014, met name blz. 55

[2] Zie: Nieuws Lente 2014: Europese democratie in de mangel tussen natiestaat  en kapitaal  en Nieuws Zomer 2014: Een monument van kritische journalistiek 

[3] Zie Frank Schirrmacher, Ego: Das Spiel  des Lebens  München [Blessing] 2013

[4]  Het gevaar bestaat  dat  de zogenoemde  op zichzelf ongetwijfeld goed bedoelde ‘inclusieve agenda’ voor robotisering  ook op zo’n bezweringsformule kan uitlopen zie:  Robert Went, André Knottnerus en Monique Kremer,  De robot de baas  Den Haag [WRR] 2015. Het besef  dat de  eigendomsverhoudingen  hier de sociale agenda  van de digitalisering bepalen klinkt overigens wel door in de bijdrage van Richard Freeman in dezelfde bundel  onder de titel Wie de robots bezit, bezit de macht , Hoofdstuk 7, blz. 135 e.v.  Echter het door hem bepleite vergrote  werknemersaandeel in het eigendom van robots vormt zeker geen afdoende garantie  tegen verdergaande groeiende sociale ongelijkheid, verre van dat – dat is in het verleden al vaak genoeg gebleken  en dat zal alleen maar des te sterker blijken als in de toekomst de verraderlijke dynamiek van de financiële  economie nog verder toeneemt.

===nieuw op de site: ====================================================

Deze keer geen nieuwe titels, wel het nodige nieuws over hetgeen in voorbereiding is.

=Een serie essays met onderwerpen als Het water, de stad en de natie (over deze heilige drie-eenheid uit de 19e en 20e eeuw die in de huidige eeuw van klimaatverandering ten onder lijkt te gaan)  en Regels en markt fnuiken de vrije techniek  (over de relatie tussen bureaucratie,markt, geweld en technologische revoluties die niet doorgingen of niet door dreigen te gaan).

= Ruimtelijk onderzoeksprojectDe Zeeuws-Brabantse Delta: nieuwe perspectieven binnen grensoverschrijdende  stedelijke netwerken. De Zeeuws-Brabantse Delta ligt zeer strategisch  tussen de havens Rotterdam en Antwerpen; dat geldt evenzeer voor het Zeeuws-Brabantse stedenlandschap in zijn geheel , in het hart van de driehoek Randstad  –  Vlaamse Ruit –  Rhein-Ruhrgebied gelegen.  Is er een grotere rol denkbaar en wenselijk  voor de Zeeuws-Brabantse Delta als haven- en stadgebied meer dan als overloop en verbinding tussen de twee havenreuzen? Wat zouden de potenties daarvan kunnen zijn gezien de ligging binnen het stedelijk landschap van Noordwestelijk Europa? Wat zouden de voordelen kunnen zijn ten opzichte van de huidige situatie op ruimtelijk, ecologisch, waterhuishoudkundig en transportlogistiek vlak? En welke nieuwe rollen zou dit gebied kunnen gaan spelen tijdens en na een ‘Derde Industriële Revolutie’ en onder welke sociaaleconomische condities?

Van Paasduin tot Zandmotor

Nieuws/ Winter  2015-2016

 Van Paasduin tot Zandmotor

“Ik heb het al vaker geschreven, maar het blijft waar, zonder overdrijving: het Paasduin bij Wijk aan Zee biedt een van de meest dramatische panorama’s van de Lage Landen. Aan de noordkant dommelt aan onze voeten de  familiebadplaats Wijk aan Zee in zijn duinkom, de huizen aandoenlijk onschuldig in een krans om de Dorpswei of ‘Zeecroft’ gegaard. In het zuiden doemen vlak achter de laatste resten duinstruweel de grijze kathedralen van de zware industrie op: de Hoogovens, tegenwoordig onderdeel van het Corus-concern” 

Een citaat uit mijn  Onland en geestgrond – Het mentale landschap in de ruimtelijke orde van de Lage Landen  uit 2007 [zie de titellijst onder de knop Geschiedenis van de toekomst  op deze site]. Het Britse Corus is inmiddels vervangen door het IndiaseTata Steel en het Paasduin heb ik sindsdien niet  meer mogen bestijgen. Dat laatste heeft niets te maken met de wisseling van de industriële wacht in de IJmond, maar met mijn tegenwoordige lichamelijke beperking die mij verhindert een beklimming te aanvaarden.  Ik heb inmiddels een zeker zo dramatisch uitzicht weten te waarderen, voor mij makkelijker te bereiken en mede dankzij de veranderingen in het zeer recente verleden zeker zo aangrijpend als het Paasduinpanorama.  Ik doel dan op het uitzicht vanuit Kijkduin op het getijdenlandschap van de zogeheten Zandmotor met op de achtergrond het industrie- en havengebied in opbouw van de Tweede Maasvlakte.  Het verschil van dit uitzicht met het 20e-eeuwse Paasduin-panorama zit hem niet in de achtergrond, de oprukkende  (fossiele) industrie, maar in de voorgrond: in de dynamiek van het 21e-eeuwse getijdenlandschap van de Zandmotor. Een door de mens gestimuleerde dynamiek: door op een bepaald punt voor de kust een grote berg  zand op te spuiten laat de waterstaatsingenieur in zijn heilige bescherming van de Hollandse vastelandskust de natuur het werk doen.  De stroming  smeert het zand langs een flink stuk van de kust uit en zorgt zo voor de nodige extra  bescherming, althans voor een tijdje. Dat proces  levert in het landschap vóór onze ogen een steeds wisselend beeld op van een uitdagend ver in zee uitlopende landtong  en dan weer een inmiddels geheel verdwenen  schiereiland, overmeesterd door een ziedende zee die ieder moment ook al het andere land lijkt te kunnen verzwelgen. Lijkt inderdaad, want bij  al dat o zo  gewaagde meebewegen-met -het-water  van de hedendaagse Hollandse waterstaatsingenieur moet  één ding als een paal boven water blijven staan: Hij moet per saldo wel zelf steeds heer en meester blijven. Of dat echter op de langere termijn echt gaat lukken is nog echter maar zeer de vraag. Wie de onheilsprofetieën volgt die in het kielzog van de Parijse klimaattop aan het licht komen is eerder geneigd ook open te staan voor andere scenario’s.  Die typisch 19e– en 20e-eeuwse Hollandse heroïek van het heersen over de zee zou in onze eeuw wel eens zijn langste tijd  gehad kunnen hebben. Het uitzicht dat we heden ten dage nog hebben zou in de loop van de eeuw misschien wel nog veel dramatischer veranderd kunnen zijn: een uitzicht vanuit de zuidpunt van een eiland op een schier eindeloze zee met her en der windmolens, de (fossiele) bedrijvigheid op de achtergrond als sneeuw voor de zon verdwenen, hetgeen duidt op een met succes maar niet geheel tijdig voltrokken  Energiewende die  ons kennelijk  niet heeft kunnen behoeden voor de luimen van het wassende water.

Erg? Een vooruitzicht dat in Holland Waterland kennelijk zo ‘erg’ ervaren wordt  dat het het waard  lijkt om stelselmatig verdrongen te worden. Het is een vooruitzicht dat het daarom waard was om als thema te nemen voor stukken die ik de afgelopen maanden het licht heb laten zien [zie onder] en dat ik ook komend jaar  als een rode/ blauwe draad door mijn publicaties zal blijven vlechten.

==nieuw op de site: =========================================================

>onder de knop Dubbelkrimp:

  • PU  De ruimtelijke consequenties van ‘dubbelkrimp’  (bevolking en land)  In: Rooilijn, Tijdschrift  voor wetenschap en beleid en ruimtelijke ordening   Amsterdam (Universiteit van Amsterdam) 2015/4

>onder de knop Geschiedenis van de toekomst:

  • PU  De Lage Landen en het hogereKlimaatverandering in het Rijk van de oliekoopman, waterstaatsingenieur en de dominee  In: Thijs Jansen en Merlijn van Hulst [red.], Onder de motorkap van de Modernisering  – Essays voor  Gabriël  van den Brink  Amsterdam (Boom bestuurskunde ) 2015
  • PU Wat en hoe van het economisme (n.a.v. De Mythe van het economisme van Jesse Klaver)  In: De Nederlandse Boekengids  2015/ 0  Amsterdam (Amsterdam University Press) oktober 2015

Tussen Münster en Mühlhausen

Deze zomer richtten wij onze schreden naar het oosten van Duitsland, naar Thüringen en Saksen. Met de auto in een zo recht mogelijke lijn van Den Haag naar het stedenlandschap  in het zuiden van de voormalige DDR. Een reis door twee eigenlijk nog steeds heel verschillende landen. De verschillen werden tijdens onze reis bij uitstek belichaamd door twee steden die we onderweg  aandeden: Münster in het westen en Mühlhausen in het oosten van Duitsland . Beide steden vormden in de eerste helft van de 16e eeuw, op de drempel van de vroeg- moderne tijd, het toneel van sociaalrevolutionair-religieuze opstanden:  het Mühlhausen van de grote boerenopstand onder leiding van Thomas Müntzer in de jaren 1520, het Münster  van het utopische wederdopersexperiment onder leiding van Jan van Leiden in de jaren 1530. Met dat gemeenschappelijke sociaalrevolutionaire verleden houden de overeenkomsten wel zo ongeveer op. In bijna alles lijken de twee steden en de samenleving waarvan zij deel uitmaken vooral elkaars tegendeel te zijn.

Bij  een bezoek aan Münster komt de rijkdom je onvermijdelijk tegemoet in de etalages van chique modewinkels, boutiques en juweliers. Het geheel ademt de sfeer van een uitgesproken welvarende maar op het eerste gezicht in omvang bescheiden provinciestad – maar schijn bedriegt:  er wonen hier maarliefst 300.000 mensen in dit ‘creatieve centrum van Westfalen’, praktisch net zo veel als in Utrecht. Het contrast met het tien keer kleinere Mühlhausen met zijn in omvang krimpende bevolking van zo’n 33.000 inwoners is groot, en niet alleen in demografisch kwantitatief opzicht. In de Thüringer Kleinstadt wordt het straat- en winkelbeeld bepaald door goedkope kledingwinkelketens en kantoren van uitzendbureau’s – wie zei daar Randstad? – net als in  vergelijkbare provinciestadjes in deze contreien. Duidelijke verschillen zijn er ook in de manier waarop  en de gezichtspunten van waaruit de eigen geschiedenis benaderd wordt. In Münster is het verhaal over sociaal-utopische experiment van de wederdoper Jan van Leiden met zijn Diewertje van Haarlem en zijn andere vijftien vrouwen keurig weggestopt in een van de 33 kabinetten van het Stadtmuseum; in het stadsbeeld herinneren alleen de kooien aan de toren van de Lambertikirche aan de gruwelijke dood van de wederdopers. Tja, de geschiedenis van bisschopsstad Münster heeft natuurlijk veel meer te bieden dan alleen dat doperse incident uit de 16e eeuw, allereerst natuurlijk de Vrede van Westfalen/ Münster waarmee in 1648 de gruwelijkheden van de Dertigjarige Oorlog werden afgesloten en de Duitse Kleinstaterei in de ruim 200 jaar die daarop volgden werden bezegeld. Mühlhausen is het alleen gelukt  met de boerenopstand in de 16e eeuw de canon van de wereldgeschiedenis te halen. Maar die geschiedenis van een mislukte revolutie staat wel model voor de grote centrale frustratie van links Duitsland. Duitse geschiedenis: een reeks mislukte revoluties met als ontegenzeggelijk dieptepunt de mislukte revolutie aan het eind van de Eerste Wereldoorlog.  Dat een deel van het land na de Tweede Wereldoorlog  toch nog een revolutie, maar dan  van bovenop opgelegd (met dank aan Stalin), mocht meemaken is des frustrerender en traumatischer. Die eerste boeren- en arbeidersstaat op Duitse bodem was al vanaf het begin af gedoemd te verstenen en uiteindelijk uiteen te vallen. Dat die staat in zijn ongelukkige wordingsgeschiedenis er daarbij natuurlijk alles aan deed om tekenen uit het vroeg moderne verleden op te poetsen als  onvermijdelijke ‘vroeg burgerlijke’ voorboden van het socialisme dat onvermijdelijk komen zou, is des te pijnlijker. Mühlhausen werd in het DDR-tijdperk tot Thomas-Müntzer-Stadt gebombardeerd bij de herdenking van de 450-jarige sterfdag van de ketterse boerenheld. Die herdenking heeft wél  een klein en uitstekend gedocumenteerd museum over de Duitse boerenoorlogen opgeleverd, dat in al zijn bescheidenheid een even bescheiden als broodnodig tegengeluid laat horen tegen de in de aanloop naar de 500-jarige herdenking van het begin van de Reformatie in 2017 nu al sterk aanzwellende Lutherwelle.

>Luther en Müntzer
Luther en Müntzer – het zijn twee elkaar uitsluitende grondposities die sinds de vroege 16e eeuw het Duitse mentale en politieke landschap bepalen. Luther met zijn leer van de twee koninkrijken, het rijk van de hemel  in de eeuwigheid versus het rijk van het onvolmaakte ondermaanse waar men geacht wordt te gehoorzamen aan  de machthebbers die boven ons stervelingen gesteld zijn. Müntzer die in zijn eindtijdtheologie ook de bestrijding van de met het Evangelie strijdige wereldlijke orde van de standenmaatschappij in zijn heilsboodschap meenam en daarom de wereldlijke machthebbers in het hier en nu daadwerkelijk te vuur en te zwaard bestreed. De eerste grondhouding van berusting in de bestaande maatschappelijk orde, die van Luther dus, is in het afgelopen  halve millennium verreweg dominant geweest. De Kleinstaterei waar de verwoestende Dertigjarige Oorlog op uitliep  bracht een overkill  aan lokale potentaatjes voort in al die vorstendommetjes met hun absolutistische pretenties. Die pretenties mogen in de ogen van buitenstaanders in tijd (ons 21e-eeuwers)  en ruimte (inwoners van andere buiten Duitsland gelegen absolutistische landen als Frankrijk en Oostenrijk ) potsierlijk overkomen, voor de ‘onderdanen’ die in deze Duitse staten en staatjes  moesten leven  waren de repressie en de maatschappelijke  verstarring waar in veel gevallen sprake van was er niet minder om. De Franse Revolutie werd ten oosten van de Rijn met een onvoorspelbare mengeling van bewondering, afgunst en bevreemding bekeken. Natuurlijk, vooruitstrevend Duitsland wilde ook zelf wel het heft van de geschiedenis in eigen hand nemen, maar zag zich daarbij voor een schier onmogelijk opgave gesteld. Er moesten daarvoor teveel vliegen in een klap geslagen worden: én de autoritaire standenmaatschappij verslaan, én de Kleinstaaterei overwinnen, én de uitwassen van het opkomende kapitalisme bestrijden. De Revolutiegolf die in 1848 door Europa raasde, kwam in Duitsland niet verder dan Frankfurter Parlement dat alras een snelle dood stierf, gefrustreerd door de verreweg machtigste en ook steeds sterker wordende Duitse staat, het autoritaire en militaristische Pruisen. En het was tenslotte door de  oplegging van bovenaf door dat zelfde Pruisen dat de nationale eenheid in zijn zogeheten klein Duitse vorm in 1870 tot stand kon komen. Het was een Duitsland dat technologisch en organisatorisch in een stroomversnelling kwam en het in de economische concurrentie met succes opnam tegen Groot Brittannië, maar waarvan de bevolking zich niet aan de onderdanenhouding die in de loop der eeuwen gegroeid was wist te ontworstelen. Die onderdanenmentaliteit hield de succesvolle bourgeoisie in haar greep [1] , die mentaliteit werkte ook  door binnen de  arbeidersbeweging, en wel in zeer verknipte vorm.  Aan de schoorsteen van het doorsnee sociaaldemocratische huisgezin hingen in  die tijd standaard twee portretten:  dat van   socialistenleider  Bebel en dat van beroepshistericus keizer Wilhelm II. Toen puntje bij paaltje kwam volgden de arbeiders in 1914 en masse  ‘hun’ keizer in de frische fröhliche Krieg tegemoet .  Ook in de politieke theorievorming werkte deze verkniptheid door, en wel in de gedaante van  het Kautskyaanse marxisme, waarin de hoofdrol in de overgang naar het socialisme was weggelegd door de objectieve ontwikkeling van een kapitalisme dat onvermijdelijk steeds ernstiger  politieke crises zou baren.  Op het moment dat   ‘de bourgeoisie’ in een crisissituatie een fatale tactische fout zou maken, zou de overwinning als vanzelf in de schoot van de socialistische arbeidersbeweging vallen [2].  Tegenover  het determinisme van Kautksky ontwikkelde de linkervleugel van SPD onder leiding van ondermeer Rosa  Luxemburg  een uitgesproken pro-actieve  en vaak ‘voluntaristische’  visie -al zou men dat laatste met het oog op het zo door economisch determinisme gekleurde marxisme nooit openlijk durven  hebben toegeven. Het politieke resultaat  van die linkervleugel  is bekend:  een mislukte Duitse revolutie aan het eind van de Eerste Wereldoorlog. Dat  haar volgelingen toch uiteindelijk na de Tweede Wereldoorlog  in een deel  van Duitsland dankzij Stalin de overwinning in de schoot geworpen kregen is een wrede speling van de ironie van de geschiedenis.  Een Pyhrrusoverwinning, zo werd al dra duidelijk,toen na de dood van Stalin in maart 1953 in juni een  volksopstand uitbrak die door Russische tanks werd neergeslagen. In het hart van Mühlhausen verzamelden zich toen drieduizend opstandige boeren –  de geschiedenis leek zich te herhalen…. Wat er de decennia  daarop in de DDR volgde is de geschiedenis van een zich steeds weer  herhalende reactiviteit en een steeds verdere verstening van de DDR,  zowel  letterlijk materieel als mentaal, met de bouw van de Berlijnse Muur als symbolisch dieptepunt.  Dat ondanks in die verstening en de bijbehorende verstikkende atmosfeer van voortdurende Bespitzelung  menigeen  wel degelijk  geloofde  in  de idealen van de nieuwe staat maakt  deze geschiedenis van ‘het andere Duitsland’ des te navranter.

>Wolf en Stolpe
Dat gespleten levensgevoel wordt bij uitstek belichaamd door de schrijfster Christa Wolf die in de loop der tijd steeds kritischer kwam te staan  ten opzichte van het DDR-regime maar in de grond van de zaak steeds loyaal bleef ten opzichte van het socialistische gedachtegoed.  Aan het eind van haar leven, als met de  kredietcrisis van 2008 de kwaadaardige luimen van het kapitalisme opnieuw aan de dag treden, probeert zij in haar laatste boek met horten en stoten de balans op te maken  de balans van haar leven en van haar land dat verdween in de mist van de geschiedenis [3]. Dat probeert zij te doen aan de hand van een dagboek dat zij in 1992/93 bijgehouden heeft toen zij op intellectuele retraite was in Los Angeles, het ‘Weimar unter den Palmen’ dat in de jaren 30 en 40 als toevluchtsoord voor menige Duitse wetenschapper  en kunstenaar fungeerde.  1992/93:  dat was midden in een tijd dat provocerend het einde van de geschiedenis werd geproclameerd waarbij het kapitalisme voorgoed overwonnen leek te hebben.  Intussen echter werden  toen de tekenen  van  een verregaande ontregeling van de mondiale verhoudingen die uit die overwinning voortkwamen al wél  volop duidelijk:  een eerste golfoorlog en een beginnende Balkanoorlog  die een golf aan vluchtelingen teweeg bracht, niet in de laatste plaats  naar het in die tijd in opperste verwarring verkerende oosten van Duitsland. Ook toen waren er net als afgelopen zomer onheilspellende  aanslagen op asielzoekerscentra.  Christa  wordt daarvoor bij herhaling ter verantwoording geroepen door de veelal linkse Amerikanen die zij ontmoet.  Ze komt daardoor en door de algehele toestand in Duitsland in een lastig parket. Ze  is zeer ongelukkig met het feit dat alles met de DDR te maken heeft alom ontkend of juist verguisd wordt en ontwikkelt als tegenwicht daartegen een soort klammheimliche loyaliteit ten opzichte van de roemloos ten onder gegane staat terwijl ze zelf in het verleden juist zeer kritisch ten opzichte  van het regime  stond en daarom decennialang bespied werd. Kritisch, maar niet altijd. In het prille, ‘onschuldige’ begin van haar carrière briefde zij als IM-er [Informeller Mitarbeiter] wetenswaardigheden  over collega’s door aan de Stasi. Het was maar voor en betrekkelijk korte tijd en de gegeven informatie was tamelijk onbenullig van aard, maar toch… En laat nu juist tijdens haar Amerikaanse verblijf haar Stasi-verledentje aanleiding worden voor een  van kwaadaardige hetze tegen haar persoon. Ze had dat stukje van haar verleden  helemaal vergeten, of is het toch verdringing? Is ze in de grond van de zaak toch altijd maar gewoon een klein meisje gebleven dat vóór alles door ‘iedereen’ aardig gevonden wil worden? – door haar moeder, door de autoriteiten van de eerste boeren- en arbeidersstaat op Duitse bodem.

Wolf hoorde aanvankelijk tot de uitgesproken aanhangers van de DDR, maar zij zijn zeker niet de enigen  die achteraf met gemengde gevoelens op de totale verdwijning van de DDR uit de Duitse geschiedenis terugkijken.  Daarnaast is er die grote groep van  gewone, ondanks het rabiate DDR-antitheisme gelovig gebleven Oost-Duitsers , die in de loop van de tijd de sociale dimensie van het DDR-gedachtegoed verinnerlijken.  De gevoelens van die groep wordt  bij uitstek belichaamd door Manfred Stolpe, in de DDR-tijd decennialang de hoogste baas van de Oost-Duitse Evangelische Kirchen.   Na de Wende werd hij meer dan  een decennium lang voor de SPD  minister-president  van de Oost-Duitse deelstaat Brandenburg, waarna hij in 2002 door Gerhard Schröder als minister van verkeer en volkshuisvesting in de nationale roodgroene regering gehaald werd. Ook Stolpe heeft een Stasi-verleden dat overigens aanzienlijk dikker en minder ‘onbenullig’  is  dan  dat van Wolf. Ook hij werd daardoor na de Wende onderwerp van kritiek.  Als opperhoofd van de Oost-Duitse protestanten was hij een meester  in het wheelen en dealen  met de autoriteiten  waarbij hij werkende weg steeds meer ruimte wist te creëren voor een kritische en tegelijk sociaal georiënteerde kerk.  Zo werd er in 1982, dus ruimschoots vóór de Glasnost en Perestrojka, in Dresden een synode belegd met de vraag  hoe het socialisme te verbeteren. De SED-top sprong uit zijn vel: de DDR was immers niet te verbeteren. Alleen al door het voeren door een dergelijk maatschappelijk motto  toonde de kerk hoezeer zij zich inmiddels geïdentificeerd had met de sociale agenda  van die overigens nog immer onverminderd  beklemmende Spitzelstaat .  Hoe Stolpe de hedendaagse betekenis van de DDR beziet?  Het grote gevaar dat ons tegenwoordig sterker dan ooit  bedreigt is in zijn ogen het financiële kapitalisme dat ook indertijd het economische lot van een kleine staat als de DDR in sterke mate bepaalde. Het Genossenschaftwesen ziet hij als de belangrijkste positieve DDR-erfenis met vooral een grote symboolwaarde [5].  Een symboolwaarde met een mogelijke uitstraling op de economische praktijk van vandaag de dag. De coöperatie leed jarenlang  economisch een marginaal bestaan, maar zit echter juist de laatste jaren en vooral na de Energiewende weer duidelijk in de lift.

>Genossenschaft en Zivilcourage
Tijdens onze vakantiereis verbleven wij een week  in een sympathiek familiepension in in Kromsdorf in Thüringen,  even ten noorden van Weimar. Het verhaal van de waardin van het pension is illustratief voor het lot van mensen en land in deze contreien na de Wende. De voormalige boerderij waar nu het pension is ondergebracht vormde was vóór de Wende onderdeel  van een coöperatie met een fors bemeten veestapel en een uitgebreid tuinbouwareaal  waar de aan kinderverlamming lijdende vader van de waardin de bedrijfsleider van was.  Van dat trotse  Volkseigenes Betrieb van weleer is weinig meer over: de koeien verdwenen goeddeels, de tuinbouwkassen werden zertrümmert en opgeruimd.  Her en der in het landschap verrezen nieuwe bedrijventerreinen als Fremdkörper in het boerenland, terwijl de winkels de dorpscentra verdwenen.   Ook  de Oost-Duitse industrie leek na de Wende in vrije val terecht gekomen te zijn, hoewel dat in Thüringen met zijn relatief goed ontwikkelde midden- en klein bedrijf nog enigszins meeviel, zeker in vergelijking  met buur-deelstaat  Saksen-Anhalt dat zijn enorme industrieconglomeraten  genadeloos zag omvallen en zertrümmern  [5].  Niet dat het hier nu in al die o zo  malerische Thüringse Kleinstädte  alles koek en ei is. Ook hier blijft het als elders in het oosten  behelpen in sociaaleconomisch opzicht, zet de demografische uittocht gestaag maar onverminderd door  en sluimert  het door neonazi’s uitgelokt  geweld tegen vreemdelingen, maar de alertheid van de Thüringse deelstaatregering  op dit punt voorkomt gewelddadige excessen als in buur-deelstaat Saksen.  Bodo Ramenow, de door terreuraanslagen bedreigde minster president  van de vorig jaar aangetreden rood-rood-groene deelstaatregering, roept in dit verband op tot de nodige Zivilcourage en wil tegelijk  van de sociaaleconomische nood een deugd maken: Thüringen zou met zijn krimpende beroepsbevolking  de  komst van vluchtelingen  als arbeidskrachten  juist goed kunnen gebruiken [6] . Maar om een dergelijk economisch beleid tot een succes te kunnen maken,heeft een deelstaatregering  wel veel meer beleidsvrijheid en ondersteuning  van de centrale bondsregering  nodig en een over de hele linie een anders gericht economisch beleid op nationaal schaalniveau, sterker gericht op het tegengaan van de groeiende sociale ongelijkheid.  Maar daarvoor moet dan wel eerst het politieke taboe op een rood-rood-groene coalitie in Berlijn doorbroken worden…..

Noten  

[1] Treffend gekarakteriseerd in Heinrich Manns Der Untertan, verschenen aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog,  waarin aan de hand van de wederwaardigheden van papierfabrikant Diederich Hessling het even laffe als autoritaire opportunisme (likken naar boven, trappen naar beneden) van de Wilhelminische bourgeoisie geschetst wordt.

[2] Zie hierover o.m.: Carl E. Schorske,  German socialdemocracy 1905-1917. The great schism  Cambridge MA [Harvard ] 1955 en Karl Kautsky, Der Weg zur Macht. Politische Betrachtungen über das Hineinwachsen in die Revolution  Berlijn [Vorwärts] 1910

[3] Christa Wolf, Stadt der Engel oder The Overcoat of Dr. Freud  Berlijn [Suhrkamp] 2010

[4] Zie hierover: Burga Kalinowski, War das die Wende, die wir wollten? – Gespräche mit Zeitgenossen  Berlijn [Neues Leben] 2015, en daarin met name het interview met Manfred Stolpe, Über Hoffnungen von damals und über Realitäten, blz. 226

[5] Over de kwalijke gevolgen van de ondoordachte en arrogante West-Duitse aanpak van het oosten van Duitsland na de

Wende voor economie, landschap en samenleving  zie ook o.m.:  Im Osten nichts neues? /deel twee – Dubbelkrimp in stedelijk  Oost Duitsland In: www.dubbelkrimp.nl. Kwartaaljournaal Herfst 2015

[6] Zie ondermeer in: Oliver Das Gupta, “Die Politik muss den grossen Wurf wagen” [een interview met Bodo Ramenow, minister -president van de deelstaat Thüringen] In: Süddeutsche Zeitung van 25-8-2015

=te verwachten nieuw op deze site============================================

Ik ben deze herfst bezig met drie projecten:

>het afronden van mijn deel  van het manuscript van  Atlantikwall – de grote volksverhuizing : over de gevolgen van de aanleg van de Atlantikwall (evacuaties, sloop, inundaties)  voor landschap en samenleving tijdens de oorlog en de wederopbouwperiode; de tekst zal naar alle verwachting in 2016 als boek verschijnen;

>het  essay  De stad in het Europa van de 21e eeuw – Kansen en valkuilen :  in het kader van de interdisciplinaire initiatiefgroep het Haagse Huijgensberaad dat de relevantie van de geostrategische blik voor ruimtelijke ontwikkelingen op de agenda wil zetten;

>de opstart van het vooronderzoek Crisis en kansen langs de A12 van Zoetermeer tm Gouda :  naar de mogelijkheden die leegstand  van (kantoren)vastgoed zou kunnen bieden voor sloop ten behoeve van voor natuur, landschap en meer ruimte voor water.