Nieuws/ Lente 2017

(om te beginnen Europees)
Internationalisme versus globalisering

Een eigen parlement voor de Euro-zone?

 Tegenover het klassiek linkse frame van sociaal-economisch solidair en tegelijk cultureel vrijzinnig-vooruitstrevend weten rechts en in het centrum gesitueerde politieke stromingen met groeiend succes een heel ander frame te ontwikkelen: het frame van de tegenstelling tussen de hoeders van economisch en identitair nationalisme enerzijds en de beschermers van economische en culturele globalisering anderzijds [1]. Brexit en recentelijk de komst van Trump hebben dat frame aanzienlijk versterkt en verbreed; rechts-populisten enerzijds en rechts-centristen anderzijds spinnen er goed garen bij. Dat ‘links’ nu met de mond vol tanden zit wordt al te makkelijk geweten aan ‘de crisis’ die onderlinge solidariteit in economisch moeilijke tijden nu eenmaal altijd ondergraaft. Maar die crisis waarvan we het ergste eindelijk gehad lijken te hebben was en is geen gewone crisis.  Op de achtergrond is iets veel structurelers en fundamentelers gaande, zowel sociaal-economisch als cultureel en mentaal.

Laat ik me hier eerst richten op de economische kant van de medaille. De laatste decennia is het karakter van het arbeidsproces veranderd: van de strak  gemechaniseerde Fordistisch- Tayloranistische  productielijnen uit het tijdperk van de klassieke industrialisatie naar flexibeler productieprocessen onder invloed van de nieuwe kennis- en informatietechnologie. Door de individualisering van de arbeid die deze processen met  zich meebrengen ontstaat enerzijds de illusie van grotere vrijheid maar anderzijds een sterk toegenomen besef van economische kwetsbaarheid, zeker tijdens crises zoals na de ‘kredietcrisis’ van 2008. Dat heeft tot gevolg dat het voor de ‘factor arbeid’ steeds moeilijker wordt verzet te leveren tegen slechter wordende arbeidsomstandigheden. Een ander leidt tot een verzwakking van de vakbeweging en aanverwante vormen van werknemersverzet. Maar niet alleen de economische tak van de arbeidersbeweging leidt een kwijnend bestaan, het geldt in nog sterkere mate voor de politieke tak van die beweging in al zijn uiteenlopende organisatie- en partijvormen. De ‘globalisering’ word in dit verband alom vaak als de ‘hoofdschuldige’ aangewezen. Terecht? Een nadere ontleding van de werking van die vaak zo gesmade globalisering  wijst inderdaad onvermijdelijk in een dergelijke richting. Al bij eerste waarneming doemt ‘globalisering’ eigenlijk onmiddellijk op als een soort  tweekoppig monster. Allereerst in de gedaante van een marktmechanisme dat werkelijk wereldwijd opereert en tot voor kort  – vóór de recente intrede van het Trump-protectionisme – zijn werkgebied met succes steeds verder wist uit te breiden en te intensiveren. Die wereldwijde globalisering heeft de afgelopen decennia geleid heeft wereldwijd een dubbele beweging teweeg gebracht. Enerzijds leidde deze tot een opmerkelijke groei van de zogeheten opkomende landen, naar tegelijk  tot de neergang van de economische positie van het westen, dat laatste met name tot uitdrukking komend in de verdere teloorgang van kwetsbare industriegebieden in VS en Europa.  Als tweede gedaante verscheen de globalisering op Europees schaalniveau zeer uitdrukkelijk in de vorm van de EU. Deze Europese Unie is op zijn beurt in minstens twee richtingen werkzaam: naar buiten toe, waar tot op heden op het wereldtoneel het vrijhandels-adagium in de Brusselse burelen nog volop overeind staat (met de nodige nadelige effecten op de economie van de zwakkere EU-lidstaten) en naar binnen toe waar de rat race op de gemeenschappelijke markt nog eens extra nadelig uitpakt voor de zwakkere lidstaten. En dan spelen er bovendien binnen de monetaire Eurozone ook nog tal van verraderlijke mechanismen op uiteenlopende gebieden die de al in werking zijnde groeiende sociale ongelijkheden nog eens extra aanjagen. Zo beknot bijvoorbeeld het geldende straffe begrotingsregime dat de Eurozone de lidstaten oplegt hen in hun democratische beslisbevoegdheid over de eigen  begroting, hetgeen vooral ten koste gaat  van de nodige sociale  beleidsruimte ten behoeve van de zwakkeren in de samenleving in arme én rijke lidstaten.

Er lijkt zich hier een lastig dilemma af te tekenen. Enerzijds is het onmiskenbaar dat de huidige strak volgens  ordoliberale beginselen bestierde EU en Eurozone de sociale ongelijkheid tussen landen en sociale klassen verhevigen en de democratie in het werelddeel ondermijnen, zowel van Europa in zijn geheel als van de afzonderlijke lidstaten. Maar anderzijds kan een loslaten van EU en Euro tot nog veel ernstiger misstanden en gevaren leiden. Zonder al die vaak inmiddels onmisbaar geworden grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden dreigen de afzonderlijke lidstaten speelbal  te worden van de immer wispelturige economische krachten op wereldschaal.  Elk afzonderlijk leggen de hedendaagse Europese landen, in de vorige eeuw al praktisch al hun koloniën kwijt geraakt, namelijk steeds minder gewicht in de weegschaal van de hedendaagse wereldeconomie. Daar komt nog bij dat in het economische hart van het werelddeel staatsgrenzen meer en meer hun economische ratio verliezen. Dat geldt  dan met name voor de goeddeels binnen de Eurozone gelegen geo-economische ‘motor’ van het continent in de gedaante van een aaneengesloten verstedelijkt gebied dat we zouden kunnen  typeren als ‘EURandstad[2]  – een soort randstad op Europees schaalniveau die Duitsland, Oostenrijk, Benelux, Noord Frankrijk  met Parijs, het oosten van het land met Straatsburg en Lyon en de stedenlandschappen van Noord en Midden Italië, Tsjechië en Zuidwest Polen omvat.  Hier zijn om economische redenen juist een veel nauwere interstatelijke samenwerking en een verder slechten van grensbelemmeringen geboden.

Hoe zou het tegen deze achtergrond dan toch nog mogelijk kunnen worden Europa democratisch en sociaal te maken? Door de zaak bij de kern aan te vatten door met voorrang de Eurozone allereerst economisch consistenter en tegelijk politiek democratischer en socialer te laten worden. Maar hoe dan in concreto? Door om te beginnen die Eurozone mét ECB en al onder directe democratische controle van een eigen parlement en een eigen regering te brengen – een idee dat al geruime tijd wordt  bepleit door de befaamde  Franse ‘gelijkheids-econoom’ Thomas Piketty [3]. Of Duitsland en andere succesvolle aangrenzende export-economieën als bijvoorbeeld de Benelux daar ooit aan zouden willen meewerken? Als de Trumpiaanse protectionisme-tsunami echt gaat losbarsten en de mondiale concurrentie verder verhevigt zouden zij misschien wel eens eieren voor hun geld moeten gaan kiezen, daarbij noodgedwongen het armere Zuid Europese deel van de Eurozone mee in de vaart der volkeren opstotend. Zou zo van de nood dan toch nog een deugd gemaakt kunnen worden?

 Over het culturele en mentale tekort van ‘links’ een volgende keer.

 Noten

[1] Zie de afrondende conclusie in: Jordy Cummings, Justin Trudeau, l’envers d’un icône In: Le Monde diplomatique februari 2017, blz. 11

[2] Zie hierover op deze website [ www.stevenvanschuppen.nl ]  onder de knop Dubbelkrimp en op de site www.dubbelkrimp.nl onder de knop Archief

[3] Niet al te lang geleden nog in : Thomas Piketty, Un vrai gouvernement pour la zone euro en Vive le populisme! In : LeMonde  14 resp. 16 januari 2016/ resp. blz.  3 [katern: Idées/ Rénover la gauche]  en blz. 25

======Nieuw op de site: ==================================================

>onder de knop Dubbelkrimp:

  • PU Waaierstad wint – Lage Landen vormen succesvol stedelijk weefsel In: De Ingenieur januari 2017 [samen met Jan Dirk Dorrepaal]

>onder de knop Geschiedenis van de toekomst:

  • PU  Verdreven voor de Atlantikwall  – Ontruiming en afbraak van de Nederlandse kuststreek 1942 –  1945   Zwolle [W-Books]  maart 2017  [samen met Geert-Jan Mellink en Peter Saal]