Nieuws/ Lente 2018

De casussen Duitsland en Nederland als voorbeeld

Continent van
gemankeerde natiestaten

Het is en vogue de gebreken van ’Europa’ breed uit te meten. Maar moeten we het tekort van de EU ook niet zoeken in het falen van de lidstaten? Het zou dan flauw zijn meteen te wijzen naar de als instabiel bekend staande staten in de periferie van ons werelddeel. Laten we ons dan primair richten op’Kern-Europa’. En laten we daarbij het door tweedracht verlamde België dan ook maar even buiten beschouwing – dat zou evenzeer onsportief zijn. Nee, we richten onze schreden hier primair tot het o zo solide ogende Duitsland en Nederland. Een kleine ontdekkingstocht door het verraderlijk gespleten labyrinth van vastgelopen natiestaten en verkeerd begrepen internationalisme. Met als conclusie een pleidooi voor een heel concreet postnationaal interregionalisme.  

 >Driedeling en stagnerende innovatie in het ‘Heilige Roomse Rijk der Duitse Economie’

Sociaal-economische voorspoed en  rotsvaste politieke stabiliteit dankzij een uitgekiende constitutie van checks and balances – zie daar het imago waar de Bondsrepubliek Duitsland zich graag op laat voorstaan.  De laatste jaren zijn echter wat scheuren in dat flatteuze beeld gekomen. Door die scheuren is zichtbaar geworden dat de Duitse eenwording van na de Val van de Berlijnse Muur in 1989  na ruim een kwart eeuw beslist minder geslaagd heeft uitgepakt dan het gangbare vertoog wil doen geloven. Nog steeds blijven de neue Länder in het oosten sociaal-economisch hardnekkig achter de rijke deelstaten in het westen aanhinken. Belangrijker is de sociaal psychologische achterstelling die in het oosten des lands gevoeld, vooral  wegens de manier waarop de BV West Duitsland na de Wende het oosten botweg  en blitzschnell  heeft overgenomen, althans zo wordt dat ervaren – getuige ook het uitgebreide onderzoek dat vorig najaar gepubliceerd werd  naar de waardering van het opereren van de Treuhandanstalt [1].  Die Anstalt was de instelling die in de vroege jaren 90 van de vorige eeuw de privatisering en liquidatie van grond en bedrijven in de voormalige DDR regelde.  De wijze van operen van deze in de volksmond als ‘Treuhand’ bekend staande organisatie heeft tot massale afbraak van industrieën en bijbehorende werkgelegenheid  geleid, waarop naderhand veel kritiek gekomen is. Met een geleidelijker aanpak met meer piëteit met en respect voor het goede wat in de DDR ook was opgebouwd had veel onheil voorkomen kunnen worden. De harde kapitalistische afbraak betekende in een moeite door een verregaande vernietiging van waardevol sociaal weefsel. Ik herinner me uit die dagen de demonstraties van kompleet zwijgende mensen die geen enkel antwoord onder woorden konden brengen op wat hen overkwam. De sprakeloze burgers van toen zijn de hedendaagse Ossi-Wutbürger.

Niet alleen de sociaal-economische en mentale kloof tussen de Ossi’s en de rest van Duitsland is de afgelopen kwart eeuw gegroeid. Er is ook een kloof ontstaan tussen het  economisch uitgesproken voorspoedige en technologisch geavanceerde in het zuidwesten van het land (met de deelstaten Beieren, Baden-Württemberg en Hessen) en gebieden met oude fossiele industrie elders in West Duitsland met het Ruhrgbied in de deelstaat Noordrijn-Westfalen als meest in het oog springende  voorbeeld.  Een driedeling  tussen Oost, Zuidwest en Noordwest Duitsland dus. Ook die nieuwe driedeling houdt verband met de Val van de Muur. Het verdwijnen van het IJzeren Gordijn maakte  het de Duitse (vooral de machine- en met name de auto-industrie in de jaren 90 van de vorige eeuw  mogelijk op grote schaal  sleutelbedrijven in Midden- en  Oost-Europa (in Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije)  over te nemen en deze via deze weg in te schakelen  in de eigen productieketens. Daarmee kregen deze Duitse multinationals volop goedkope arbeid binnen handbereik, geografisch meteen om de hoek. Dat had tegelijk een forse verzwakking van de positie van de factor arbeid in West Duitsland tot gevolg. Die verzwakte positie maakte het  kanselier Gerhard Schröder (SPD – in de volksmond  Genosse der Bosse genoemd) des te makkelijker om in de jaren na de eeuwwende  de  sociale bezuinigingsmaatregelen  van zijn  ‘Agenda 2010’ door te drukken, met als gevolg verregaande bezuinigingen op sociale voorzieningen en een steeds verdere precarisering van de arbeidsomstandigheden. De effecten daarvan waren extra voelbaar in regio’s waar het toch al niet al te florissant ging, waaronder ook de ooit zo bloeiende maar nu verouderde, nog vaak volledig op fossiele energievoorziening draaiende industrierevieren in het westen des lands. De opgave tot verduurzaming van de (energie)productie die hier heden ten dage op de agenda staat zet dergelijke regio’s sociaal-economisch nog verder onder druk [2].

 Zowel in de kern – het voormalige West Duitsland – als in de randgebieden – in Midden- en Oost-Europa  – begint het ‘Heilige Roomse rijk der Duitse economie’ nu flink te kraken. In het economisch  opkrabbelende Midden en Oost Europa groeit de onvrede over de gigantische loonkloof tussen het eigen relatief lage loon en de veel hogere lonen in Duitsland, hetgeen meer en meer tot stakingen voor loonsverhoging leidt [3].  Als de loonkloof hier gaat verkleinen dreigt de economische basis onder het hele bouwwerk van het Heilige Roomse rijk der Duitse economie ondermijnd te worden. Daarmee kan ook de alom bewierookte Konkurrenzfähigkeit van de Duitse industrie serieus in de problemen komen. De Franse productiviteit per arbeidsuur ligt zeker zo hoog als de Duitse. Door het reservoir aan relatief goedkope arbeid binnen eigen Europese  Wirtschaftsraum is Duitsland op technisch-innovatief opzicht relatief lui geworden en loopt mede daardoor op ICT-domeinen internationaal beslist niet voorop. De grote macht van de rijke familiebedrijven in Duitsland is daar ook debet aan. Families zijn lang niet altijd de beste managers en hun financiële voorkeuren kunnen de economisch en technisch beste keuzes hier vaak danig in de weg zitten [4]. Een verregaande herschikking van economische en vooral sociale prioriteiten over de hele linie –  zowel intern nationaal als in de relatie met de Europese buren – is hier geboden, maar of en hoe het politiek, sociaal  en mentaal verscheurde en gedesillusioneerde land daartoe in staat zal zijn, is de vraag.

>Het  ‘steenrijke Holland’ in een zelf gekozen isolement

Tussen zee en vasteland – zo wordt de positie van ons land vaak gekarakteriseerd [5].  Laten we hier beginnen met het vasteland. Nederland is de laatste jaren steeds meer met de rug naar het  continent waar het zelf deel van uitmaakt komen te staan, zo constateerden we al eerder op deze site [6]. Dat gemis wordt des te nijpender nu de Frans-Duitse as weer kracht en allure lijkt te krijgen.  De oude Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was er altijd al een meester in geweest op een gewiekste manier profijt te trekken van verschuivingen in de geo-economische en geo-politieke krachtsverhoudingen op het Europese continent. Een hoofdrol  binnen de vrij losse confederatie van provincieën van de Republiek  was weggelegd voor het welvarende zeer strategisch aan de mondingen van Rijn en Maas gelegen kustgewest Holland. De financieel-economische elite van dit in zijn hoogtijdagen spreekwoordelijk steenrijke Holland  wist ook in de 19e en de  vroege 20e eeuw toen het land een steeds kleinere speler op het Europese toneel  werd behendig gebruik te maken van de veranderende verhoudingen tussen oude en nieuw opkomende natiestaten in Europa. Het meest profiteerde zij in dit verband wel van de Duitse eenwording in 2870 waarna de transitohandel vanuit Rotterdam door met de even te voren opgekomen industrie in het Ruhrgebied in een stroomversnelling kwam. Een tweede economische impuls mocht Holland in de wederopbouwjaren na de Tweede Wereldoorlog ondervinden: Marshallhulp uit Amerika, de vondst van Groninger gasbel en  de het ontstaan van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal [EGKS], het grensoverschrijdende kartel dat de basis vormde voor de latere EEG. Waar de  mazen van de EEG-afspraken en verordeningen voor het financieel  handig opererende Holland te knellend dreigden te worden wisten de Hollandse rekenmeesters het in 1972 tot de EEG toegetreden Groot Brittannië doorgaans met succes in stelling brengen.  Deze en soortgelijke vliegers gaan inmiddels echter niet meer op of zullen binnen afzienbare tijd tot het verleden behoren. Met de  Brexit zal Nederland het in de EU zonder het financieel al even geslepen Abion moeten doen. En binnen de EU wordt de zaak zo niet op korte dan wel op iets langere termijn onvermijdelijk steeds verder financieel en fiscaal geharmoniseerd. Het lijkt Europa inmiddels eindelijk gelukt de diarree aan Hollandse belastingontduikings- en ontwijkingstrucs een halt toe te roepen. Een volgende stap zou moeten zijn de in ‘Den Haag’ zo geliefde race naar de  bodem door de winstbelasting steeds te verlagen en zelfs de dividendbelasting helemaal af te schaffen nu eindelijk eens resoluut te stoppen. Holland voelt de bui al hangen.  Daarom stopt het huidige kabinet het hoofd het liefst diep in het zand om maar niet aan nader overleg met de tandem Macron – Merkel over de toekomst van de EU te hoeven denken, alles uit angst om met de billen bloot te moeten. Hoeveel zou de financieel-economische elite van het steenrijke Holland er uiteindelijk voor over hebben om in bij de euro en in de EU te kunnen blijven en welke overwegingen spelen daarbij op de achtergrond een rol? Als puntje bij paaltje komt heeft zij daar waarschijnlijk veel en veel meer voor over dan ze op dit moment voor de vaderlandse Bühne openlijk zou willen toegeven.

De andere pool waartussen het reilen en zeilen van Holland zich beweegt is de zee, van de Noordzee tot en met al vroeg alle oceanen van de wereld. Het belang van de ‘eigen’ Noordzee is men heden ten dage maar al te vaak geneigd over het hoofd te zien. Natuurlijk klaagt men steen en been over de te verwachten schade die de Brexit de Nederlandse economie kan brengen. in de huidige nieuw ontstane situatie zou het echter zinvoller zijn te onderzoeken welke mogelijkheden nauwere samenwerking met  andere regio’s aan de Noordzeekusten zou kunnen bieden: allereerst op het gebied van duurzame zilte voedsel- energievoorziening van windmolen tot algen en kweektong. En dan op het gebied van transportlogistiek – scheepvaart – en in de vorm van sociale en culturele ideeënuitwisseling tussen de Noordzeese kuststreken. De Noordzee-landen en regio’s hebben cultureel, mentaal en religieus (protestantisme) zeker heel wat gemeen, maar er zijn ook onmiskenbaar verschillen. Het oostelijke Scandinavische deel van het Noordzeegebied is Luthers en sociaal-democratisch op een heel eigen manier, ontstaan uit een fijnmazig mozaïek van – van oorsprong agrarische – coöperaties. Het zuidwestelijk deel van het Noordzeegebied, Groot Brittannië en Nederland voorop, is uitgesproken kapitalistisch en hier toont de Reformatie zijn scherpste kantjes in de gedaante van het Nederlandse en Schotse calvinisme. Wat echter met name Nederland weer met Scandinavië bindt is de op consensus gerichte politieke en maatschappelijke cultuur [7]. Vanuit die invalshoek zou Nederland zich heel goed tot schakel tussen de Noordse landen en EU/ Eurozone kunnen ontwikkelen; het vaak harde en egoïstische Holland kan daar alleen maar beter van worden. Het doel is daarbij dan niet om Scandinavië stukje bij beetje (verder) ‘Europa’ in te willen lokken – voor een toetreden tot de monetaire unie bedanken de Noordse landen beleefd; daarvoor vormt het keurslijf van de Euro te zeer een bedreiging voor de eigen zo zorgvuldig opgebouwde verzorgingsstaat. Wél om een gezamenlijk economisch, ecologisch, ruimtelijk, sociaal en cultureel ontwikkelingsperspectief te kunnen ontwikkelen dat meer soelaas biedt dan in een scenario zonder Noordse bondgenoten en louter binnen de kaders van de as Berlijn-Parijs mogelijk is. In de dynamiek van de Noordzee is een wereld te winnen; het zou een interessant parallel spoor kunnen bieden binnen en tegelijk deels naast de EU.

De oriëntatie op Skandinavië zou voor Holland  een goede aanleiding kunnen vormen de blik eindelijk eens serieus op de eigen vergeten buitengewesten in het Noorden des lands te richten. En dat is zo langzamerhand  harder  nodig dan ooit.  ‘Holland’ heeft altijd weinig oog gehad voor de buitengewesten. Dat geldt voor het zuiden, waar Brabant  ten tijde van de Republiek als generaliteitsland rechtstreeks vanuit Den Haag bestuurd werd. Ook later, in de eenheidsstaat van het Koninkrijk, leidde de onderwaardering van het land beneden de Moerdijk leidde nog lange tijd een hardnekkig bestaan. Eigenlijk ziet ‘ Holland’  pas de laatste anderhalve decennium Brabant serieus staan en is ‘Brainport’ Eindhoven als vijfde grote stad  van het land door de Randstad-4 eindelijk in genade aangenomen. Het Noorden des lands kent een iets andere maar zeker niet minder dramatische geschiedenis. Ten tijde van de Republiek konden de noordelijke gewesten dankzij de grote autonomie een eigen koers varen. Tijdens het Tweede Stadhouderloze tijdperk (1702-1748) had het Noorden zijn eigen stadhouders.  Hoewel  het zwaartepunt ten tijde van de Republiek weliswaar in Holland lag, ontwikkelde het Noorden zijn eigen sterke punten: economisch (Groningens grootschalige turfwinning in haar ommelanden), theologisch en wetenschappelijk  (universiteit van Franeker). Hoe anders werd dat onder de eenheidsstaat van het Koninkrijk. Het Noorden werd dumpplaats  en ( van Veenhuizen tot de VAM) en energetisch wingewest: van het Drents-Friese turf tot aardgas, met de als traumatisch ervaren aardbevingen in Groningen als voorlopig dieptepunt. De baten van de gasbel van Slochteren vielen maar zeer mondjesmaat aan het hoge Noorden toe, terwijl 88% daarvan naar investeringen de infrastructuur in Randstad Holland is gegaan [8]. In dit verband rijst de vraag: wat wil het Koninkrijk nog met het Noorden nu de aardbevingen een einde aan de wingewestpraktijken lijkt te hebben gemaakt? Het zou een vraag die in een beschaafde staat als Nederland niet gesteld zou hoeven en mogen worden. Een eenheidsstaat  die over alle middelen en bevoegdheden beschikt om in alle billijkheid met oog voor gelijke kansen aandacht en opbrengsten rechtvaardig over het hele land te verdelen, niet in de laatste plaats ook op ruimtelijk-geografisch vlak. Natuurlijk kent ieder land zijn achtergebleven gebieden maar het zou voor een nationale overheid op zijn minst een inspanningsverlichting moeten zijn om de regionale verschillen en onevenwichtigheden tegen te gaan.

Hoe anders is dat in onze buurlanden. Frankrijk kent weliswaar vanouds grote verschillen en onevenwichtigheden tussen Parijs en de provincie en tussen Noord en Zuid. Maar om die scheefgroei actief tegen te gaan ontwikkelde de centrale staat vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw vanuit het besef van équité (billijkheid, rechtvaardigheid, kansengelijkheid) tegenover alle regio’s  een ruimtelijk beleid  van polycentrisme maillé (verknoopte meerkernigheid) om de verstedelijkingsdruk op Parijs en het Ile de de France te ontlasten  en in plaats daarvan bepaalde provinciesteden een flinke boost te geven die in een brede hoefijzervormige kring op zeer geruime afstand van de hoofdstad liggen: Rennes, Nantes, Bordeaux, Toulouse, Montpellier, Lyon, Straatsburg [9]. Dit breed van links tot rechts gedragen beleid heeft de afgelopen vier decennia de nodige vruchten afgeworpen in de vorm van uitgesproken demografische en economische groei waar eerder stagnatie en krimp overheersten. De vraag is nu hoe Macron met deze erfenis en uit het recente en zeer recente verleden om zal gaan. Natuurlijk heeft hij in de slipstream het onder  Sarkozy ingezette megalomane project Le Grand Paris  de nodige lippendienst  moeten betonen aan de hoofdstad, maar tegelijkertijd lijkt hij vooral zijn hart te hebben verpand aan die stedelijke parels uit het hoefijzer die in de grote boze buitenwereld opvallend goed hun innovatieve mannetje weten te staan, te weten de regio Toulouse-Bordeaux en het stedelijk landschap aan de benedenloop van de Rhone met  de metropolitane regio Grand Lyon als duidelijk trekpaard en als zodanig bij voorkeur ten voorbeeld gesteld.

Ook in de federaal opgebouwde Duitse Bondsrepubliek is het verantwoordelijkheidsbesef voor  achtergebleven regio’s goed ontwikkeld. Dat betreft dan in de eerste plaats de gigantische operatie waarbij de westelijke deelstaten, de rijke zuidwestelijke het meest, de afgelopen kwart eeuw betaalden voor de enorme investeringen in (vaak geheel nieuwe) infrastructuur in het onderkomen oosten. Dat daarbij tegelijkertijd  de achtergebleven gebieden in het westen vaak hardnekkig vergeten werden is niet in de laatste plaats te wijten aan het verstokte ordoliberale economische beleid  van de vorige minister van financiën (en in de jaren 90 Treuhand-opperhoofd!) Wolfgang Schäuble, voor wie de schwarze Null steeds heiliger dan heilig is. Denk bij dergelijke westelijke achterblijvers niet alleen aan een voor een hand liggend geval als het Ruhrgebied maar ook aan grensgebieden als het Saarland of in het Noordwesten gelegen vergeten grensregio’s als Eemsland en Oost Friesland.

>Tussen  vastgelopen natiestaten en verkeerd begrepen internationalisme       

Naar aanleiding van het weinig florissante lot van dergelijke grensregio’s kunnen we een cruciaal maar ondanks alle goed bedoelde PR voor het verschijnsel van de euregio helaas doorgaans schromelijk verontachtzaamd thema in de discussie over ‘Europa’ op het spoor komen. Onderzoek wijst steeds weer uit dat dergelijke grensgebieden die zonder de nationale barrières die opgeworpen op het vlak van arbeidsmarkt, onderwijs,  infrastructuur en zorg over spectaculair betere ontwikkelingsmogelijkheden zouden kunnen beschikken dan nu het geval is [10]. De hardnekkige en steeds weer terugkomende tegenvallers in het functioneren  van Europese natiestaten zijn dus niet alleen te wijten aan de eigen interne nationale tegenstellingen en onevenwichtigheden, maar ook en niet in de laatste plaats aan het gebrek aan grensoverschrijdende samenwerking tussen de staten. Het meest schrijnend en  soms op het lachwekkende af  komt dat wel aan het licht  in die delen van het zo dynamische  Noordwest Europa  terwijl men daar economisch, sociaal, infrastructureel, waterstaatkundig en ecologisch steeds sterker op elkaar aangewezen raakt. Binnen de driehoek Randstad Holland – Vlaamse Ruit – RheinRuhrgebied bijvoorbeeld, waar de Benelux door de onderlinge tegenstellingen  binnen en tussen de drie deelnemende landen na 50 jaar nog steeds niet uit de startblokken weet te komen en de ooit zo trotse Duitse deelstaat  Noordrijn-Westfalen van het steeds centralistischer opererende  Berlijn steeds minder ruimte gegund wordt. Of, een ander voorbeeld,  binnen de zone van de Noordzeese kustregio’s,  waar baaierd aan loyaliteitsdilemma’s en belangentegenstellingen een nadere  samenwerking danig parten kan spelen – dilemma’s in verband met de uiteenlopende  Europese status van de diverse landen (wel/niet aangesloten  bij EU en/of Euro) of  tegenstellingen die voortvloeien uit de problematische positie van een kustgebied ten opzichte van de sterk continentaal  georiënteerde natiestaat waar het als streek deel van uitmaakt. Dergelijke gordiaanse knopen zijn alleen te ontwarren als de problemen waarvoor we staan niet langer als een internationale opgave benaderd worden maar als een postnationale. Bij een internationale benadering blijven we immers nog te veel hangen in de wereld van de natiestaten die hier juist het grote obstakel vormen. Maar postnationaal alleen biedt dan ook weer te weinig richting; de regio als de entiteit op het best hanteerbare ‘Europa-compatibele’ schaalniveau zou hier kan dan soelaas kunnen bieden. Grensoverschrijdend  Iinterregionalisme dus, maar dan niet  primair in algemene, pan-Europese termen opgevat zoals bijvoorbeeld in de gedaante van een even plechtig als vrijblijvend beleden ‘Europa van de Regio’s’. Omdat het gevoel voor relevantie en urgentie daarbij doorgaans node gemist wordt verliezen dergelijke megalomane concepten zich al te licht in richtingloze bezweringsformules.  Nee – een dergelijke interregionale benadering kan alleen met succes op gang gebracht worden aan de hand van heel  concrete aanleidingen –  sociaal, economisch en ecologisch. Vooralsnog eerst als pilots in veelbelovende en geografisch zinvol af te bakenen gebieden als de eerdergenoemde driehoek Holland-Vlaanderen-Ruhr of een ‘Noordzee-Unie’  in enigerlei vorm.  En route!

Noten

[1]
Prof. Dr. Constantin Goschler/ Marcus Böick M.A., Studie zur Wahrnehmung unds bewertung der Arbeit der Treuhandanstalt Bochum [Ruhr-Universität] 9 november 2017; zie ook: http://www.bmwi.de/Redaktion/DE/Publikationen/Studien/wahrnehmung-bewertung-der-arbeit-der-treuhandanstalt-lang.pdf?__blob=publicationFile&v=22

[2]
Zie o.m. : Julien Lefilleur, Géographie industrielle  de l’Europe centrale et orientale  Parijs [Ed. L’Harmattan] 2010, Christian Odendahl,  The Hartz Myth – A closer look at Germany’s labour market reforms  Londen [Centre for European reform]  Juli 2017 http://www.cer.eu/sites/default/files/pbrief_german_labour_19.7.17.pdf en Pierre Rimbert, Le Saint Empire économique allemand In: Le Monde diplomatique  Februari 2018, blz. 13

[3]
Als goed voorbeeld geldt de forse loonsverhoging als gevolg van een geslaagde staking [de eerste sinds de jaren 90!] in de Volkswagenfabriek in Bratislava – zie Philippe Descamps, Victoire ouvrière chez Volkswagen In:  Le Monde diplomatique  September 2017, blz. 5; het betreft hier een kadertekst binnen een groter artikel met de veelzeggende titel  Souverainité économique limitée de l’Europe centrale – Désanchantement européen en Slowaquie, blz 4-5

[4]
Zie: Marcel Fratzscher, Verteilungskampf  – Warum Deutschland immer ungleicher wird München [Hanser] 2016; Hoofdstuk 19:  Im Land der reichen Familienunterhehmen , blz. 148

[5]
Zie ondermeer recentelijk in: Haroon Sheikh, 7. Tussen wereldzee en vasteland – Aanzetten voor een Nederlandse Grote Strategie In: Gabriël van den Brink [red.], Waartoe is Nederland op aarde? Amsterdam [Boom]  2018, blz. 211

[6]
Met de rug naar het continent staan waarvan je zelf deel uitmaakt;  onder de knop Nieuws op deze site: Nieuws/ Zomer 2016

[7]
Meer hierover in ondermeer de diverse bijdragen in Lesley Riddoch and Eberthardt Bort, McSmörgasbord – What post-Brexit Scotland can learn from the Nordics Edinburgh [Luath Press] 2017

[8]
Steven van Schuppen, The medium is the map, de paragraaf  Koninkrijk  In: Marcel Möhring, Christoph Fink, Harry de Wit en Steven van Schuppen, “Afhankelijk van de legenda kan kortom alles een kaart zijn” – Proeve van een culturele cartografie voor de regio  Groningen-Assen   Amsterdam [Architectura & Natura] 2008, blz. 6 En:  Het Noorden zoekt het dan zelf wel uit Kadertekst bij Jan Dirk Dorrepaal en Steven van Schuppen, Nederland is passé. De toekomst is aan Noorderland, Randstad en Zuiderland   In: NRC/HB van 8 Maart 2008  En diverse recente  artikelen over de materie op de site dubbelkrimp.nl, onder de knop Archief

[9]
Meer hierover in : Jean-Louis Guigou, Aménager la France de 2020. Mettre les territoires en mouvement  Parijs [La Documentation Francaise/DATAR] 2000

[10]
Zie hiervoor  o.m. het onderzoek van Gerard Marlet, e.a. , Groeien aan de grens –  De kansen  voor grensregio’s   Nijmegen [VOC Uitgevers/ Atlas voor gemeenten] 2014