Nieuws/ Voorjaar-Zomer 2015
“Zou de [gemeenschappelijke] golflengte [tussen diverse levensbeschouwingen] gevonden kunnen worden in de gedeelde onzekerheid over de vraag hoe de mens zich staande moet houden in de verwarrende en snel veranderende wereld? En is in het verlengde hiervan dan niet onmiddellijk de vraag aan de orde in hoeverre de ingrijpende mentale verandering die de Nederlandse samenleving de laatste kwart eeuw heeft doorgemaakt mede debet is aan de ontstane verhoudingen. Daarbij doel ik niet alleen of zelfs maar in de eerste plaats op de secularisering (die was al veel eerder begonnen), maar vooral op het neoliberalisme dat zich sinds de scherpe crisis van de vroege tachtig breed heeft gemaakt in nagenoeg alle bereiken des levens en de legitimatie vormt voor een angstaanjagende kilheid des gemoeds. Lange tijd was deze kilheid verpakt in een vrolijk seculier jasje van postmodern quasi wereldwijs cynisme. Intussen lijkt het religieuze in een come back bezig, niet in de laatste plaats in kringen die zich niet zo veel eerder nog vol overgave in de zekerheden van het ongeloof wentelden. De godsdienst wordt daar vaak gezien als instrument tot versteviging van de bestaande economische en maatschappelijke orde. Een en ander gaat gepaard met het bekende hard moralistische repertoire waarvan de negentiende-eeuwse bourgeoisie ook al zo gaarne bediende, niet zelden gelardeerd met een pervers misbruik van de erfzondeleer.” [blz. 124]
“Hobbes‘ idee van wat ons beweegt [dat we als mens gedreven worden door twee elementen: streven naar ‘macht en nog meer macht’ en eigenbelang] is niet minder (en niet minder) speculatief dan dat van [de veel genuanceerdere en plausibeler] Rousseau omdat er zoveel opvattingen op gebaseerd zijn. Voor dat feit in de laat-twintigste eeuwse literatuur zijn vast meerdere verklaringen te vinden, maar een daarvan is bijzonder ingrijpend: Hobbes’ opvatting van de menselijke natuur maakt deel uit van een troosteloze traditie waarin we ons kennelijk thuis voelen. Verrassend genoeg houden veel overtuigde atheïsten vast aan een van de meest problematische elementen van het christendom: het dogma van de erfzonde. […] Het dogma […] legt de schuld dan misschien bij ons, maar het biedt ook troost, want het vormt een verklaring voor al het kwaad dat we meemaken. Onze neiging om steeds het allerergste te geloven over de menselijke natuur is zeker zo sterk op overtuigingen als op feiten gebaseerd. Daarnaast wordt ze bevestigd door een veel minder nobele factor, die beschreven wordt door de econoom Robert Frank: ‘De verbeten onderzoeker is voor niets zo benauwd een bepaalde handeling als altruïstisch te hebben omschreven waarvan een slimme collega later aantoonde dat het volledig uit eigenbelang gebeurde. Die angst verklaart waarom zoveel gedragswetenschappers zoveel tijd besteden aan het opsporen van zelfzuchtige motieven voor ogenschijnlijke daden van zelfopoffering’ “[blz. 34-35]
Het eerste citaat komt uit mijn Onland en geestgrond. het mentale landschap in de ruimtelijke orde van de Lage Landen Amsterdam 2007 [SUN], blz, 124] – dus een jaar vóór de ‘kredietcrisis’ van 2008. Het tweede citaat is van de Amerikaanse filosofe Susan Neiman [uit: Afgezien van de feiten Amsterdam [Boom / Stichting Internationale Spinozaprijs] 2014, blz, 34-35] . Beide citaten gaan in op het groeiende hedendaagse egoïsme en cynisme refereren daarbij aan het dogma van de erfzonde. De kracht van Neimans citaat is dat zij aangeeft dat juist bij veel hedendaagse overtuigde atheïsten de cynische versie van het dogma van de erfzonde in een seculier jasje de speerpunt geworden is van hun denken en hun maatschappelijk en politiek handelen. Quasi wereldwijs inderdaad in al zijn bekrompenheid en ethische laakbaarheid. Dit cynisme vormt het grootste gevaar voor de beschaving en het behoud van de menselijkheid in de samenleving. De wortel s van het kwaad liggen zowel in het inmiddels sinds de kredietcrisis steeds vaker gesmade neoliberalisme van de laatste decennia als in de veel oudere conservatieve en mensvijandige denktraditie waarvan Hobbes de meest geprononceerde vertegenwoordiger is.
De grote vraag luidt in dit verband of de situatie nu echt zo hopeloos is als hij vaak wordt voorgesteld. Misschien is die pessimistische en defaitistische oorstelling van zaken wel vooral een euvel van mijn eigen late babyboom-generatie (waarover ik het ondermeer in de vorige column op deze site ook over had). Die generatie werd politiek groot in wat ik eerder noemde de tijd van ‘de voortdurende wereldwijde dreiging van communistische revoluties tijdens de ‘korte twintigste eeuw’ . Zonder die ‘negatieve’ dreigende kracht waren de Europese sociaaldemocraten er nooit in geslaagd politieke en sociale concessies af te dwingen en te behouden [Democratie. gelijkheid en markt in: De Gids 2013/7] . Mijn generatie verzette zich tegen rabiaat anticommunisme maar zat tegelijkertijd danig in zijn maag met de stalinistische verwording van het communisme. Na de Val van de Muur in 1989 was menigeen niet alleen van zijn transcendentale maar ook van zijn seculiere geloof gevallen. Het is een generatie die in dit opzicht tamelijk gebroken uit de strijd gekomen is. Intussen werkt het anticommunisme van weleer nog steeds op een zeer kwalijke manier door in de hedendaagse verhoudingen. Laten we Susan Neiman in dit verband nogmaals aan het woord: ‘Maar de informatie over de socialistische regimes die na 1989 vrijkwam lijkt volgens zo velen elke anticommunistische preek te rechtvaardigen. Anticommunisme houdt Angela Merkel aan de macht, hoewel het aantal stemmen dat is uitgebracht op linksgeoriënteerde partijen voldoende zou zijn om haar uit het zadel te wippen. De anticommunistische hysterie maakt dat de enige partij die werkelijk socialistisch kan worden genoemd bij voorbaat wordt uitgesloten van een coalitie. Onthullingen over de wreedheid van Sovjetregimes zijn niet alleen muziek in de rechtse oren, maar ook een balsem voor de ziel van veel anderen – om redenen die even ondoorgrondelijk als ondoorgrond zijn. Als pappa of opa in het leger van Hitler vocht om de Joden op te ruimen, is hem dat moeilijk te vergeven, maar hij zijn vaderland verdedigde tegen het bolsjewistisch gevaar, dan is dat ineens een heel andere kwestie. […] [Er ligt ook] een conceptuele taak als we ooit een degelijk alternatief willen vinden voor het neoliberalisme – dat niet enkel het economische beleid vormt, maar zich manifesteert als een wereldvisie die haar logica van de markt inmiddels heeft uitgebreid tot elke institutie en praktijk. […] Op populair, internationaal niveau, zijn de enigen die een levensvatbare vorm van verzet bieden aan het neoliberalisme de verschillende fundamentalistische groepen. Het kan toch geen toeval zijn dat de opkomst van het fundamentalisme juist nu plaatsvindt, in een tijd waarin het socialisme in het gunstigste geval wordt als een anachronisme en het neoliberalisme als de enige rationele keuze die ons rest.’ [uit: Afgezien van de feiten Amsterdam [Boom / Stichting Internationale Spinozaprijs] 2014, blz, 60-62]
Er ligt hier inderdaad een taak, ook ja juist voor de babyboomgeneratie, om de emancipatorische opgaven van weleer te vertalen naar de verhoudingen van de 21e eeuw en door te geven aan onze kinderen. Die kinderen, niet direct belast met de zwarte kanten van de erfenis van de 20e eeuw, staan overigens al klaar en sommigen laten zich al van zich spreken, het cynisme resoluut van zich afwerpend: neem het optreden van de kersverse fractievoorzitter van GroenLinks in zijn pleidooi voor rechtvaardigheid , duurzaamheid en de strijd tegen het ‘ economisme’.
=te verwachten nieuw op deze site====================================================
Ik ben momenteel vooral met twee projecten bezig waarvan de (tussen)resultaten deze herfst op deze site te zien zullen zijn. Het eerste project betreft een tussenreportage van Atlantikwall – de grote volksverhuizing :over de gevolgen van de aanleg van de Atlantikwall (evacuaties, sloop, inundaties) voor landschap en samenleving tijdens de oorlog en de wederopbouwperiode. Het tweede project vindt plaats in het kader van de interdisciplinaire initiatiefgroep het Haagse Huijgensberaad dat de relevantie van de geostrategische blik voor ruimtelijke ontwikkelingen op de agenda wil zetten. In dat verband richt ik me in de eerste plaats op de ruimtelijke relevantie van interstedelijke configuraties voor het Europa van de 21e eeuw.