Deze zomer richtten wij onze schreden naar het oosten van Duitsland, naar Thüringen en Saksen. Met de auto in een zo recht mogelijke lijn van Den Haag naar het stedenlandschap in het zuiden van de voormalige DDR. Een reis door twee eigenlijk nog steeds heel verschillende landen. De verschillen werden tijdens onze reis bij uitstek belichaamd door twee steden die we onderweg aandeden: Münster in het westen en Mühlhausen in het oosten van Duitsland . Beide steden vormden in de eerste helft van de 16e eeuw, op de drempel van de vroeg- moderne tijd, het toneel van sociaalrevolutionair-religieuze opstanden: het Mühlhausen van de grote boerenopstand onder leiding van Thomas Müntzer in de jaren 1520, het Münster van het utopische wederdopersexperiment onder leiding van Jan van Leiden in de jaren 1530. Met dat gemeenschappelijke sociaalrevolutionaire verleden houden de overeenkomsten wel zo ongeveer op. In bijna alles lijken de twee steden en de samenleving waarvan zij deel uitmaken vooral elkaars tegendeel te zijn.
Bij een bezoek aan Münster komt de rijkdom je onvermijdelijk tegemoet in de etalages van chique modewinkels, boutiques en juweliers. Het geheel ademt de sfeer van een uitgesproken welvarende maar op het eerste gezicht in omvang bescheiden provinciestad – maar schijn bedriegt: er wonen hier maarliefst 300.000 mensen in dit ‘creatieve centrum van Westfalen’, praktisch net zo veel als in Utrecht. Het contrast met het tien keer kleinere Mühlhausen met zijn in omvang krimpende bevolking van zo’n 33.000 inwoners is groot, en niet alleen in demografisch kwantitatief opzicht. In de Thüringer Kleinstadt wordt het straat- en winkelbeeld bepaald door goedkope kledingwinkelketens en kantoren van uitzendbureau’s – wie zei daar Randstad? – net als in vergelijkbare provinciestadjes in deze contreien. Duidelijke verschillen zijn er ook in de manier waarop en de gezichtspunten van waaruit de eigen geschiedenis benaderd wordt. In Münster is het verhaal over sociaal-utopische experiment van de wederdoper Jan van Leiden met zijn Diewertje van Haarlem en zijn andere vijftien vrouwen keurig weggestopt in een van de 33 kabinetten van het Stadtmuseum; in het stadsbeeld herinneren alleen de kooien aan de toren van de Lambertikirche aan de gruwelijke dood van de wederdopers. Tja, de geschiedenis van bisschopsstad Münster heeft natuurlijk veel meer te bieden dan alleen dat doperse incident uit de 16e eeuw, allereerst natuurlijk de Vrede van Westfalen/ Münster waarmee in 1648 de gruwelijkheden van de Dertigjarige Oorlog werden afgesloten en de Duitse Kleinstaterei in de ruim 200 jaar die daarop volgden werden bezegeld. Mühlhausen is het alleen gelukt met de boerenopstand in de 16e eeuw de canon van de wereldgeschiedenis te halen. Maar die geschiedenis van een mislukte revolutie staat wel model voor de grote centrale frustratie van links Duitsland. Duitse geschiedenis: een reeks mislukte revoluties met als ontegenzeggelijk dieptepunt de mislukte revolutie aan het eind van de Eerste Wereldoorlog. Dat een deel van het land na de Tweede Wereldoorlog toch nog een revolutie, maar dan van bovenop opgelegd (met dank aan Stalin), mocht meemaken is des frustrerender en traumatischer. Die eerste boeren- en arbeidersstaat op Duitse bodem was al vanaf het begin af gedoemd te verstenen en uiteindelijk uiteen te vallen. Dat die staat in zijn ongelukkige wordingsgeschiedenis er daarbij natuurlijk alles aan deed om tekenen uit het vroeg moderne verleden op te poetsen als onvermijdelijke ‘vroeg burgerlijke’ voorboden van het socialisme dat onvermijdelijk komen zou, is des te pijnlijker. Mühlhausen werd in het DDR-tijdperk tot Thomas-Müntzer-Stadt gebombardeerd bij de herdenking van de 450-jarige sterfdag van de ketterse boerenheld. Die herdenking heeft wél een klein en uitstekend gedocumenteerd museum over de Duitse boerenoorlogen opgeleverd, dat in al zijn bescheidenheid een even bescheiden als broodnodig tegengeluid laat horen tegen de in de aanloop naar de 500-jarige herdenking van het begin van de Reformatie in 2017 nu al sterk aanzwellende Lutherwelle.
>Luther en Müntzer
Luther en Müntzer – het zijn twee elkaar uitsluitende grondposities die sinds de vroege 16e eeuw het Duitse mentale en politieke landschap bepalen. Luther met zijn leer van de twee koninkrijken, het rijk van de hemel in de eeuwigheid versus het rijk van het onvolmaakte ondermaanse waar men geacht wordt te gehoorzamen aan de machthebbers die boven ons stervelingen gesteld zijn. Müntzer die in zijn eindtijdtheologie ook de bestrijding van de met het Evangelie strijdige wereldlijke orde van de standenmaatschappij in zijn heilsboodschap meenam en daarom de wereldlijke machthebbers in het hier en nu daadwerkelijk te vuur en te zwaard bestreed. De eerste grondhouding van berusting in de bestaande maatschappelijk orde, die van Luther dus, is in het afgelopen halve millennium verreweg dominant geweest. De Kleinstaterei waar de verwoestende Dertigjarige Oorlog op uitliep bracht een overkill aan lokale potentaatjes voort in al die vorstendommetjes met hun absolutistische pretenties. Die pretenties mogen in de ogen van buitenstaanders in tijd (ons 21e-eeuwers) en ruimte (inwoners van andere buiten Duitsland gelegen absolutistische landen als Frankrijk en Oostenrijk ) potsierlijk overkomen, voor de ‘onderdanen’ die in deze Duitse staten en staatjes moesten leven waren de repressie en de maatschappelijke verstarring waar in veel gevallen sprake van was er niet minder om. De Franse Revolutie werd ten oosten van de Rijn met een onvoorspelbare mengeling van bewondering, afgunst en bevreemding bekeken. Natuurlijk, vooruitstrevend Duitsland wilde ook zelf wel het heft van de geschiedenis in eigen hand nemen, maar zag zich daarbij voor een schier onmogelijk opgave gesteld. Er moesten daarvoor teveel vliegen in een klap geslagen worden: én de autoritaire standenmaatschappij verslaan, én de Kleinstaaterei overwinnen, én de uitwassen van het opkomende kapitalisme bestrijden. De Revolutiegolf die in 1848 door Europa raasde, kwam in Duitsland niet verder dan Frankfurter Parlement dat alras een snelle dood stierf, gefrustreerd door de verreweg machtigste en ook steeds sterker wordende Duitse staat, het autoritaire en militaristische Pruisen. En het was tenslotte door de oplegging van bovenaf door dat zelfde Pruisen dat de nationale eenheid in zijn zogeheten klein Duitse vorm in 1870 tot stand kon komen. Het was een Duitsland dat technologisch en organisatorisch in een stroomversnelling kwam en het in de economische concurrentie met succes opnam tegen Groot Brittannië, maar waarvan de bevolking zich niet aan de onderdanenhouding die in de loop der eeuwen gegroeid was wist te ontworstelen. Die onderdanenmentaliteit hield de succesvolle bourgeoisie in haar greep [1] , die mentaliteit werkte ook door binnen de arbeidersbeweging, en wel in zeer verknipte vorm. Aan de schoorsteen van het doorsnee sociaaldemocratische huisgezin hingen in die tijd standaard twee portretten: dat van socialistenleider Bebel en dat van beroepshistericus keizer Wilhelm II. Toen puntje bij paaltje kwam volgden de arbeiders in 1914 en masse ‘hun’ keizer in de frische fröhliche Krieg tegemoet . Ook in de politieke theorievorming werkte deze verkniptheid door, en wel in de gedaante van het Kautskyaanse marxisme, waarin de hoofdrol in de overgang naar het socialisme was weggelegd door de objectieve ontwikkeling van een kapitalisme dat onvermijdelijk steeds ernstiger politieke crises zou baren. Op het moment dat ‘de bourgeoisie’ in een crisissituatie een fatale tactische fout zou maken, zou de overwinning als vanzelf in de schoot van de socialistische arbeidersbeweging vallen [2]. Tegenover het determinisme van Kautksky ontwikkelde de linkervleugel van SPD onder leiding van ondermeer Rosa Luxemburg een uitgesproken pro-actieve en vaak ‘voluntaristische’ visie -al zou men dat laatste met het oog op het zo door economisch determinisme gekleurde marxisme nooit openlijk durven hebben toegeven. Het politieke resultaat van die linkervleugel is bekend: een mislukte Duitse revolutie aan het eind van de Eerste Wereldoorlog. Dat haar volgelingen toch uiteindelijk na de Tweede Wereldoorlog in een deel van Duitsland dankzij Stalin de overwinning in de schoot geworpen kregen is een wrede speling van de ironie van de geschiedenis. Een Pyhrrusoverwinning, zo werd al dra duidelijk,toen na de dood van Stalin in maart 1953 in juni een volksopstand uitbrak die door Russische tanks werd neergeslagen. In het hart van Mühlhausen verzamelden zich toen drieduizend opstandige boeren – de geschiedenis leek zich te herhalen…. Wat er de decennia daarop in de DDR volgde is de geschiedenis van een zich steeds weer herhalende reactiviteit en een steeds verdere verstening van de DDR, zowel letterlijk materieel als mentaal, met de bouw van de Berlijnse Muur als symbolisch dieptepunt. Dat ondanks in die verstening en de bijbehorende verstikkende atmosfeer van voortdurende Bespitzelung menigeen wel degelijk geloofde in de idealen van de nieuwe staat maakt deze geschiedenis van ‘het andere Duitsland’ des te navranter.
>Wolf en Stolpe
Dat gespleten levensgevoel wordt bij uitstek belichaamd door de schrijfster Christa Wolf die in de loop der tijd steeds kritischer kwam te staan ten opzichte van het DDR-regime maar in de grond van de zaak steeds loyaal bleef ten opzichte van het socialistische gedachtegoed. Aan het eind van haar leven, als met de kredietcrisis van 2008 de kwaadaardige luimen van het kapitalisme opnieuw aan de dag treden, probeert zij in haar laatste boek met horten en stoten de balans op te maken de balans van haar leven en van haar land dat verdween in de mist van de geschiedenis [3]. Dat probeert zij te doen aan de hand van een dagboek dat zij in 1992/93 bijgehouden heeft toen zij op intellectuele retraite was in Los Angeles, het ‘Weimar unter den Palmen’ dat in de jaren 30 en 40 als toevluchtsoord voor menige Duitse wetenschapper en kunstenaar fungeerde. 1992/93: dat was midden in een tijd dat provocerend het einde van de geschiedenis werd geproclameerd waarbij het kapitalisme voorgoed overwonnen leek te hebben. Intussen echter werden toen de tekenen van een verregaande ontregeling van de mondiale verhoudingen die uit die overwinning voortkwamen al wél volop duidelijk: een eerste golfoorlog en een beginnende Balkanoorlog die een golf aan vluchtelingen teweeg bracht, niet in de laatste plaats naar het in die tijd in opperste verwarring verkerende oosten van Duitsland. Ook toen waren er net als afgelopen zomer onheilspellende aanslagen op asielzoekerscentra. Christa wordt daarvoor bij herhaling ter verantwoording geroepen door de veelal linkse Amerikanen die zij ontmoet. Ze komt daardoor en door de algehele toestand in Duitsland in een lastig parket. Ze is zeer ongelukkig met het feit dat alles met de DDR te maken heeft alom ontkend of juist verguisd wordt en ontwikkelt als tegenwicht daartegen een soort klammheimliche loyaliteit ten opzichte van de roemloos ten onder gegane staat terwijl ze zelf in het verleden juist zeer kritisch ten opzichte van het regime stond en daarom decennialang bespied werd. Kritisch, maar niet altijd. In het prille, ‘onschuldige’ begin van haar carrière briefde zij als IM-er [Informeller Mitarbeiter] wetenswaardigheden over collega’s door aan de Stasi. Het was maar voor en betrekkelijk korte tijd en de gegeven informatie was tamelijk onbenullig van aard, maar toch… En laat nu juist tijdens haar Amerikaanse verblijf haar Stasi-verledentje aanleiding worden voor een van kwaadaardige hetze tegen haar persoon. Ze had dat stukje van haar verleden helemaal vergeten, of is het toch verdringing? Is ze in de grond van de zaak toch altijd maar gewoon een klein meisje gebleven dat vóór alles door ‘iedereen’ aardig gevonden wil worden? – door haar moeder, door de autoriteiten van de eerste boeren- en arbeidersstaat op Duitse bodem.
Wolf hoorde aanvankelijk tot de uitgesproken aanhangers van de DDR, maar zij zijn zeker niet de enigen die achteraf met gemengde gevoelens op de totale verdwijning van de DDR uit de Duitse geschiedenis terugkijken. Daarnaast is er die grote groep van gewone, ondanks het rabiate DDR-antitheisme gelovig gebleven Oost-Duitsers , die in de loop van de tijd de sociale dimensie van het DDR-gedachtegoed verinnerlijken. De gevoelens van die groep wordt bij uitstek belichaamd door Manfred Stolpe, in de DDR-tijd decennialang de hoogste baas van de Oost-Duitse Evangelische Kirchen. Na de Wende werd hij meer dan een decennium lang voor de SPD minister-president van de Oost-Duitse deelstaat Brandenburg, waarna hij in 2002 door Gerhard Schröder als minister van verkeer en volkshuisvesting in de nationale roodgroene regering gehaald werd. Ook Stolpe heeft een Stasi-verleden dat overigens aanzienlijk dikker en minder ‘onbenullig’ is dan dat van Wolf. Ook hij werd daardoor na de Wende onderwerp van kritiek. Als opperhoofd van de Oost-Duitse protestanten was hij een meester in het wheelen en dealen met de autoriteiten waarbij hij werkende weg steeds meer ruimte wist te creëren voor een kritische en tegelijk sociaal georiënteerde kerk. Zo werd er in 1982, dus ruimschoots vóór de Glasnost en Perestrojka, in Dresden een synode belegd met de vraag hoe het socialisme te verbeteren. De SED-top sprong uit zijn vel: de DDR was immers niet te verbeteren. Alleen al door het voeren door een dergelijk maatschappelijk motto toonde de kerk hoezeer zij zich inmiddels geïdentificeerd had met de sociale agenda van die overigens nog immer onverminderd beklemmende Spitzelstaat . Hoe Stolpe de hedendaagse betekenis van de DDR beziet? Het grote gevaar dat ons tegenwoordig sterker dan ooit bedreigt is in zijn ogen het financiële kapitalisme dat ook indertijd het economische lot van een kleine staat als de DDR in sterke mate bepaalde. Het Genossenschaftwesen ziet hij als de belangrijkste positieve DDR-erfenis met vooral een grote symboolwaarde [5]. Een symboolwaarde met een mogelijke uitstraling op de economische praktijk van vandaag de dag. De coöperatie leed jarenlang economisch een marginaal bestaan, maar zit echter juist de laatste jaren en vooral na de Energiewende weer duidelijk in de lift.
>Genossenschaft en Zivilcourage
Tijdens onze vakantiereis verbleven wij een week in een sympathiek familiepension in in Kromsdorf in Thüringen, even ten noorden van Weimar. Het verhaal van de waardin van het pension is illustratief voor het lot van mensen en land in deze contreien na de Wende. De voormalige boerderij waar nu het pension is ondergebracht vormde was vóór de Wende onderdeel van een coöperatie met een fors bemeten veestapel en een uitgebreid tuinbouwareaal waar de aan kinderverlamming lijdende vader van de waardin de bedrijfsleider van was. Van dat trotse Volkseigenes Betrieb van weleer is weinig meer over: de koeien verdwenen goeddeels, de tuinbouwkassen werden zertrümmert en opgeruimd. Her en der in het landschap verrezen nieuwe bedrijventerreinen als Fremdkörper in het boerenland, terwijl de winkels de dorpscentra verdwenen. Ook de Oost-Duitse industrie leek na de Wende in vrije val terecht gekomen te zijn, hoewel dat in Thüringen met zijn relatief goed ontwikkelde midden- en klein bedrijf nog enigszins meeviel, zeker in vergelijking met buur-deelstaat Saksen-Anhalt dat zijn enorme industrieconglomeraten genadeloos zag omvallen en zertrümmern [5]. Niet dat het hier nu in al die o zo malerische Thüringse Kleinstädte alles koek en ei is. Ook hier blijft het als elders in het oosten behelpen in sociaaleconomisch opzicht, zet de demografische uittocht gestaag maar onverminderd door en sluimert het door neonazi’s uitgelokt geweld tegen vreemdelingen, maar de alertheid van de Thüringse deelstaatregering op dit punt voorkomt gewelddadige excessen als in buur-deelstaat Saksen. Bodo Ramenow, de door terreuraanslagen bedreigde minster president van de vorig jaar aangetreden rood-rood-groene deelstaatregering, roept in dit verband op tot de nodige Zivilcourage en wil tegelijk van de sociaaleconomische nood een deugd maken: Thüringen zou met zijn krimpende beroepsbevolking de komst van vluchtelingen als arbeidskrachten juist goed kunnen gebruiken [6] . Maar om een dergelijk economisch beleid tot een succes te kunnen maken,heeft een deelstaatregering wel veel meer beleidsvrijheid en ondersteuning van de centrale bondsregering nodig en een over de hele linie een anders gericht economisch beleid op nationaal schaalniveau, sterker gericht op het tegengaan van de groeiende sociale ongelijkheid. Maar daarvoor moet dan wel eerst het politieke taboe op een rood-rood-groene coalitie in Berlijn doorbroken worden…..
Noten
[1] Treffend gekarakteriseerd in Heinrich Manns Der Untertan, verschenen aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, waarin aan de hand van de wederwaardigheden van papierfabrikant Diederich Hessling het even laffe als autoritaire opportunisme (likken naar boven, trappen naar beneden) van de Wilhelminische bourgeoisie geschetst wordt.
[2] Zie hierover o.m.: Carl E. Schorske, German socialdemocracy 1905-1917. The great schism Cambridge MA [Harvard ] 1955 en Karl Kautsky, Der Weg zur Macht. Politische Betrachtungen über das Hineinwachsen in die Revolution Berlijn [Vorwärts] 1910
[3] Christa Wolf, Stadt der Engel oder The Overcoat of Dr. Freud Berlijn [Suhrkamp] 2010
[4] Zie hierover: Burga Kalinowski, War das die Wende, die wir wollten? – Gespräche mit Zeitgenossen Berlijn [Neues Leben] 2015, en daarin met name het interview met Manfred Stolpe, Über Hoffnungen von damals und über Realitäten, blz. 226
[5] Over de kwalijke gevolgen van de ondoordachte en arrogante West-Duitse aanpak van het oosten van Duitsland na de
Wende voor economie, landschap en samenleving zie ook o.m.: Im Osten nichts neues? /deel twee – Dubbelkrimp in stedelijk Oost Duitsland In: www.dubbelkrimp.nl. Kwartaaljournaal Herfst 2015
[6] Zie ondermeer in: Oliver Das Gupta, “Die Politik muss den grossen Wurf wagen” [een interview met Bodo Ramenow, minister -president van de deelstaat Thüringen] In: Süddeutsche Zeitung van 25-8-2015
=te verwachten nieuw op deze site============================================
Ik ben deze herfst bezig met drie projecten:
>het afronden van mijn deel van het manuscript van Atlantikwall – de grote volksverhuizing : over de gevolgen van de aanleg van de Atlantikwall (evacuaties, sloop, inundaties) voor landschap en samenleving tijdens de oorlog en de wederopbouwperiode; de tekst zal naar alle verwachting in 2016 als boek verschijnen;
>het essay De stad in het Europa van de 21e eeuw – Kansen en valkuilen : in het kader van de interdisciplinaire initiatiefgroep het Haagse Huijgensberaad dat de relevantie van de geostrategische blik voor ruimtelijke ontwikkelingen op de agenda wil zetten;
>de opstart van het vooronderzoek Crisis en kansen langs de A12 van Zoetermeer tm Gouda : naar de mogelijkheden die leegstand van (kantoren)vastgoed zou kunnen bieden voor sloop ten behoeve van voor natuur, landschap en meer ruimte voor water.