Nieuws/ Lente 2014
De [on?]mogelijkheid van een Europese democratische politieke praktijk in het tijdperk van High Frequency Trading
De ironie van het geval wil dat de neoliberale wortels van de EU nog verder teruggaan dan de Koude Oorlog. In de recente discussie tussen liberalen [VVD], sociaaldemocraten [PvdA] en socialisten [SP] over zin en onzin van het gebruik van het begrip antiliberalisme wijst PvdA-ideoloog Paul Kalma er fijntjes op dat de geestelijk vader van het neoliberalisme, Friedrich von Hayek, al vóór de Tweede Wereldoorlog een federatie van Europese natiestaten bepleitte als probaat middel om de invloed van de die staten op het economisch verkeer te verkleinen. Maar dan moest het wel een federatie zijn die juist iedere democratische macht ontbeerde [zie Aukje van Roessel, Hekserij. In: De Groene Amsterdammer, 20 maart 2014]. Des te merkwaardiger is het dat de sociaaldemocratie in haar denken over Europese politiek de huidige politieke onmacht van de EU ten aanzien markt en kapitaal niet als centraal thema voor nadere discussie en analyse neemt. En dat geldt niet alleen voor de sociaal democratie maar ook voor de Groenen in Europees verband. Men put zich uit in bezweringsformules dat Europa ‘socialer’ moet worden, de Groenen voegen daar dan de ecologie bij, maar nergens wordt serieus de vraag gesteld of ‘Europa’ in zijn huidige staat überhaupt wel bij machte is tot een doeltreffende socialere en groenere koers. Ook de sociaaldemocraat Martin Schulz, voorzitter van het Europees parlement en gedoodverfd opvolger van Barroso als voorzitter van de Europese Commissie, gaat niet in op de kwestie van de onmacht van de EU ten opzichte van de markt in zijn overigens zeer waardevolle artikel over de keerzijden van de digitale revolutie in de FAZ [6-2-14], een stuk dat in die krant een interessante discussie heeft los gemaakt. De partijen in sociaal opzicht links van de sociaaldemocraten lijden weer aan een andere kwaal. Zij staan veel kritischer ten aanzien van ‘Europa’ en ‘Brussel’ maar hebben de neiging in een defensieve reflex terug te vluchten in de schijnveiligheid van de eigen natiestaat, zoals de SP in Nederland.
Beide oriëntaties missen de urgentie van een analyse van het vermogen/ onvermogen van een verenigd Europa greep te krijgen op de grillen van markt en kapitaal en daar een sociale en democratisch controleerbare tegenmacht tegen te vormen. In een dergelijke analyse zouden de volgende vijf gedachtelijnen centraal moeten staan.
1>>De veranderende economische positie van Europa in de wereld
In het vierentwintigste hoofdstuk van Das Kapital over de zogeheten de oorspronkelijke accumulatie van het kapitaal werkte Marx de gedachte uit dat de basis van de opeenhoping van rijkdom en economische macht in Europa gebaseerd is op regelrechte roof en plundering van de wereld buiten Europa sinds de koloniale veroveringen. Een half millennium concentreerde de rijkdom, de macht en het mondiale initiatief zich in Europa, totdat in de 20e eeuw de VS langzij kwamen. De 21e eeuw lijkt de eeuw van Azië te worden. Het Avondland, zelf betrekkelijk bescheiden begiftigd met grondstoffen, staat er in deze eeuw wat dit betreft inmiddels tamelijk alleen voor. Hoe zou Europa in deze situatie in staat kunnen zijn om tegelijk een breuk met en een continuering van de eigen geschiedenis te bewerkstelligen? Een breuk met de oorspronkelijke accumulatie, met het leegplunderen van andere werelddelen door een duurzame economie op te bouwen die primair put uit eigen natuurlijke hulpbronnen en minder afhankelijk wordt van grondstoffen van buiten. Continuering en versterking van de voortrekkersrol op duurzaamheidsgebied die Europa nu al mondiaal levert en continuering van de technologische én sociaal-culturele ‘ingenieurstraditie’ van het oude werelddeel.
2>>De toenemende rol van de stad in de economie en het bestuur van Europa
Vanaf het begin van onze eeuw loopt de omvang van de Europese bevolking allengs terug. Maar niet overal even sterk. In het oosten sterker dan in het westen, op het platteland sterker dan in de stad. De steden hebben in tijden van krimp vaak juist de neiging te gaan groeien, en dat in een Europa dat al zo sterk verstedelijkt is. Niet de tegenstelling noord-zuid maar die tussen stad en platteland zou wel eens dominant kunnen worden in het Europa van de 21e eeuw. Verstedelijking vormde in het verleden de basis voor economie en bestuur. Stadslucht maakt vrij, de Europese stad werd de motor van handel en nijverheid en vormde het toneel voor een dynamische politieke cultuur. Economische en demografische groei en industriële revolutie noopten vanaf de late 18e eeuw tot staatkundige schaalvergroting met de nationale markt als de economische basis en de moderne natiestaat als bestuurlijk fundament. Aan het begin van de 21e eeuw staat Europa voor een volgende schaalsprong, een federatief Europa. Maar wil ons werelddeel zich in deze sprong niet verliezen en daarbij de speelbal worden van de grillen en luimen van de wereldmarkt, dan zal het een even levensvatbare als democratische nieuwe politieke structuur moeten weten te ontwikkelen. Een structuur die aansluit op de dynamiek van de stedelijke netwerken van de 21e eeuw door deze als basis te nemen voor het middenbestuur van een Europese federatie. Zo’n structuur zou stedelijke agglomeraties aan weerszijden van landsgrenzen de broodnodige mogelijkheid kunnen bieden op eigen initiatief coalities te sluiten. Zo’n structuur kan de overmacht van de grote lidstaten doorbreken ten opzichte van bepaalde kleinere maar veel sterker verstedelijkte landen. Zo’n structuur zou de betrokkenheid van het leeuwendeel van de Europese burgers bij het bestuur kunnen vergroten en zo het democratisch draagvlak voor een veerkrachtig sociaal beleid kunnen creëren en de basis kunnen leggen voor een doeltreffende politieke strategie in de strijd tegen flitskapitaal en economisch cybercasinogedrag.
3>>Een veerkrachtig en sociaal Europa: op zoek naar kritische massa en functionele samenhang
Maar voor een veerkrachtig en sociaal Europa is nog wel meer nodig dan een vitale stedelijke economie en politieke cultuur. Het gaat om een minimum aan economische massa om greep te kunnen krijgen en houden op de grillen van het flitskapitaal. Europa heeft inmiddels wel de nodige massa, maar ontbeert nog de nodige samenhang – de ECB is bijvoorbeeld nog lang geen ‘Fed’. Om die samenhang te kunnen krijgen en vervolgens te kunnen vasthouden moet de zaak ook niet te ver uit zijn krachten groeien. Daarbij zijn niet alleen macro-economische overeenkomsten tussen regio’s op het gebied van bijvoorbeeld arbeidsproductiviteit van belang maar ook en vooral de mate van interconnectiviteit tussen regio’s en stedelijke agglomeraties en de manier waarop zij daarbij elkaar door hun relatieve specialisaties kunnen aanvullen. Er lijkt meer en meer een soort Europese Randstad in het groot te ontstaan waar elke cluster van stedelijke agglomeraties goed is voor een onmisbaar specialisme binnen het geheel van deze ‘EURandstad’ . Laat die EURandstad geografisch nu net samenvallen met het ‘Europa van de stadsstaten’ dat zich in de late middeleeuwen uitstrekte van de stedenlandschappen van de Hanze en de Lage Landen in het noorden tot en met het stedenlandschap van Noord- en Midden-Italië in het zuiden. Die stedelijke motor tussen Amsterdam en Florence, tussen Eindhoven en Milaan, draait beter dan ooit en kan met de nodige tussentijdse koerswendingen en reparaties nog meer dan een volle 21e eeuw mee.
—————————————————————————————————— Contouren van een ‘EURandstad’ De EURandstad bestaat op zijn minst uit de volgende clusters van stedelijke agglomeraties: a>BRAR/ ABC-stad: Brabant[Brainport Eindhoven] – Rotterdam – Antwerpen – Ruhrgebied en daar omheen Amsterdam – Brussel – Cologne] b>Frankfurt – Straatsburg [-Parijs] – Luxemburg c>Turijn/Milaan – Zürich /Basel – München d>Wenen – Boedapest e>Berlijn- Silezië – Krakow – Warschau f>de Noordoostelijke Europese Corridor: [Groningen -] Bremen – Hamburg – Kopenhagen/ Malmö
4>>De praktijk van de EU als instrument voor de groeiende neoliberalisering van het werelddeel
De kwestie tussen EU en markt & kapitaal betreft niet alleen de vraag hoe de EU haar greep kan krijgen op markt en kapitaal maar ook de vraag hoe de EU zelf als instrument voor neoliberalisering opereert en hoe dat dan te veranderen is. De openbreking van de barrières voor de zowel in- als externe markt is sinds de Val van de Muur in een stroomversnelling geraakt. Het is opvallend dat in de Europese Commissie de voor deze economische marktagenda relevante portefeuilles steeds in handen van liberale politici waren, met Frits Bolkestein en nu Neelie Kroes als boegbeelden. Bij het openbreken van marktbarrières in de nieuwe Oost-Europese lidstaten werd de afgelopen kwart eeuw een waar sociaal bloedbad aangericht dat in de Nederlandse media nagenoeg onopgemerkt bleef. Zo hebben de openlegging van het Roemeense platteland voor het internationale kapitaal en de overname van het platteland door dat kapitaal dermate radicale consequenties voor de vaak nog op subsistence-niveau verkerende lokale economie dat de natste dromen van wijlen Nicolae Ceaucescu alsnog verwezenlijkt lijken te worden [zie o.m. Pierre Sochon, Evangélistes de Bruxelles dans les campagnes roumaines. In: Le Monde diplomatique, februari 2014]. In alle landen van het voormalige Oostblok heeft een dramatische inkomensdaling van het gros van de bevolking plaats gegrepen. Alleen die landen die binnen de geo-economische actieradius van de EURandstad [maar buiten de Eurozone bleven] als Polen en Tsjechië zijn er weer boven op gekomen en doen het nu economisch goed [zie o.m. : Laila Porras,Inégalités de revenues et pauvreté dans la transition post-socialiste. Parijs [L’Harmattan] 2013]. Op een vergelijkbare manier worden de Zuid-Europese landen sinds de kredietcrisis van 2008 ten bate van kapitaal van buiten veroverd waarbij onder EU-druk barrière na barrière geslecht wordt. Maar een dergelijke brutale privatiserings- en vermarktingspolitiek heeft zo zijn slagschaduwzijden , niet alleen sociaal maar ook [geo-]economisch. Een te sterke commerciële Europese expansiedrift kan de cohesie en de slagkracht van een EURandstad lelijk bedreigen. Zo hebben de Europese commerciële avances in de richting van de Oekraïne [in de vorm van het economisch deel van het voorgestelde associatieverdrag] tot een riskante botsing met de Russische invloedssfeer geleid. De gevolgen daarvan zouden wel eens dubbel negatief kunnen uitpakken. De EU zou door de ontstane situatie wel eens gedwongen worden zich sociaaleconomisch meer gelegen te laten liggen aan de Oekraïne dan haar eigenlijk lief is. Bovendien maakt het conflict met Rusland de grote afhankelijkheid van Europa op energiegebied opeens voor iedereen pijnlijk duidelijk. Voor de gewenste energetische rugdekking verlangen de US waarschijnlijk als tegenprestatie de nodige Europese concessies in de onderhandelingen over het TTIP, het transatlantische handels- en investeringsverdrag, die nu volop gaande zijn. Landen die sterke positie hebben op het gebied van buiten-Europese export als Duitsland en Nederland zullen met dergelijke concessies betrekkelijk weinig moeite hebben, maar bij andere landen kan dat heel anders liggen. Genoeg binnen-Europese conflictstof dus. Inzet zou daarbij moeten zijn om naast de sociale Europese agenda de ecologische zeker niet te vergeten. Een op duurzaamheid gerichte Europese energiepolitiek is de beste garantie op de economische zelfstandigheid van ons werelddeel op de lange termijn.
5>>Kansen op en problemen bij mobilisatie voor een sociaal, duurzaam en veerkrachtig Europa
Mobilisatie voor een sociaal, duurzaam en veerkrachtig Europa in bovengeschetste zin is een even lastig over voetlicht te brengen als urgente opgave , zeker in Nederland. Nu het bankgeheim in Luxemburg en Oostenrijk onder EU-druk is opgeheven, zullen binnenkort in de verdere fiscale en economische harmonisering van de EU schaamteloze ‘belastingrotondes’ onvermijdelijk voor de bijl gaan, het ‘steenrijke Holland’ voorop. De inkomstenderving die dat ongetwijfeld met zich mee brengt zal ‘Europa’ er hier niet populairder op maken. In het debat binnen Nederland over het TTIP zal op het moment dat de onderhandelingen echt op scherp komen te staan de in ons land zo sterke exportlobby zeker de trom gaan roeren ten gunste van een uitgesproken neoliberale versie van het verdrag naar Angelsaksische snit. De opgave is hier de Nederlandse bevolking duidelijk te maken dat op de langere termijn vanuit sociaal en ecologisch oogpunt een Europa-loyale benadering verreweg het meest in haar belang is,maar dan wel vanuit een kritische invalshoek die beduidend meer politieke en economische bewegingsruimte biedt voor grensoverschrijdende stedelijke netwerken dan nu het geval is. In het Nederlandse geval is daarbij een verdere ontwikkeling van de BRAR-stad en van de Noord-Europese as Groningen-Hamburg-Kopenhagen aan de orde. De kansen om de BRAR-stad in het debat beter over het voetlicht te krijgen groeien met de dag: de hype over Brainport Eindhoven en zijn betekenis voor de hele driehoek van Randstad Holland, Vlaamse Ruit en Rhein-Ruhr is zo langzamerhand een vast onderwerp op de nationale ruimtelijke en economische agenda. Nu zorgen dat het thema ook een vaste plaats krijgt op de Europese politieke agenda. De relatie van de as Assen-Groningen-Eemshaven met Bremen en Hamburg leeft in de regio al wel , maar wordt op dit moment overschaduwd door de aardbevingenkwestie in Groningen. Op termijn kan echter tegen de achtergrond van die perikelen heel goed het perspectief ontstaan op een oriëntatie op Noord Duitsland in een breder verband dan de huidige Euregio – economisch, sociaal, cultureel en politiek.
==nieuw op de site ===========================================================
>onder de knop Dubbelkrimp:
- PU Waterkracht – water als bron van economie in: Groen, vakblad voor ruimte in stad en landschap, maart 2014 [samen met Bart Bomas, Arjan Nienhuis en Durk de Vries]