Nieuws/ zomer 2012
Water en democratie
In de narratieve traditie rond de Noordzee is er een legende die een belangrijke nieuwe stap markeert in de overwinning op de angst voor het water. Dat is de legende van de dijkgraaf van Eiderstedt in Sleeswijk Holstein. Theodor Storm gebruikte het oude volksverhaal voor zijn novelle Der Schimmelreiter. De legende markeert een nieuw stadium in de overwinning van de kustbewoners op hun angst voor de zee op de drempel van het vroegmoderne tijdperk. Tot dan toe was het ene magische bezweringsmechanisme vervangen door het andere. Het christendom had het heidendom vervangen. Aan het begin van de Nieuwe Tijd onttoverde de Nieuwe Leer in belangrijke mate land- en waterschap zonder te vervallen in een even totale als onvruchtbare ontkenning van de waarde van de mythe.
In de legende maant de dijkgraaf in de legende maant zijn ingelanden in een stormnacht de zeedijk door te steken om erger te voorkomen. De dijk wordt doorgestoken maar – o schande- het land dreigt toch in zijn geheel te overstromen . De ingelanden komen de graaf te na. Maar hij snelt op zijn paard naar het dijkgat en stort zich in het kolkende water. De dijk sluit zich als een wonder. .
Wat is de waarde van deze oude legende voor de 21e eeuw? Dat het altijd draait om moed, Zivilcourage. Dat geldt ook voor de twee onderwerpen waar ik me de komende maanden in het bijzonder mee bezig houd: het water en de democratie.
In het waterbeleid voor de 21e eeuw gaat het niet in de laatste plaats om moed. We moeten de drang tot totale beheersing van de natuur eindelijk eens afleggen. Die drang maakte zich meester van de Europese mens in de tweede helft van de 18e eeuw tijdens de industriële revolutie met de stoommachine als icoon bij uitstek. Twee eeuwen later, in de tweede helft van de 20e eeuw, kwamen de eerste barsten in het standbeeld van de totale beheersing met de Club van Rome als wegbereider. Meebewegen met de natuur en dat met het nodige ontzag en respect – dat is nu het devies. Daarbij hoeven we niet als de dijkgraaf domweg in de donkere diepte van het kolkende water te springen. We kunnen ons wapenen met kennis en inzicht: over het gedrag van het ogenschijnlijk wispelturige water en van onze soms even wispelturige medemens met wie we samen de klus moeten klaren. Een kruisbestuiving tussen technische wetenschappen en menswetenschappen is hier geboden. Kritiek als methode is daarbij de beste leidraad. Maar is een dergelijke Verlichtingsgeloofsbelijdenis alléén toereikend? Is het dan ook niet nodig principieel iederstreven naar de menselijke dictatuur over de natuur af te wijzen dat in het klassiek-moderne tijdperk van de late 18e tot de late 20e eeuw volledig dominant was en nog steeds heel hardnekkig is.
Een vergelijkbare vraag dringt zich in nog sterkere mate op bij het tweede onderwerp: de democratie – de manier waarop we samen met onze wispelturige medemens vorm geven aan onze toekomst, aan de samenleving, de ‘tweede natuur’ zoals Marx deze noemt. Natuurlijk, de menswetenschappen kunnen hier zeker van nut zijn, kritiek als methode is daarbij een allereerste vereiste – helaas maar al te zelden een evidentie, maar het is niet voldoende. In het geval van de discussie over democratie neemt het begrip van de volkssoevereiniteit, voortgekomen uit de democratische revoluties van de late 18e eeuw, als politiek thema van de Verlichting een centrale plaats in. Maar net als de soevereiniteit van de vorst uit het Ancien Régime kan de volksoevereiniteit ontaarden in absolutisme. In dit verband is het tweegesprek zeer relevant tussen NRC-nestor Jerôme Heldring en de jonge literatuur- en godsdienstwetenschapper Ernst van den Hemel [in: Marcel ten Hooven, U bevindt zich hier. Oriëntaties op maatschappij, politiek en religie Amsterdam [Boom] 2011.] Beiden onderstrepen het belang van het erkennen van het menselijk tekort, de erfzonde in de christelijke geloofstraditie, als tegengif tegen zowel dictatuur als populisme en benadrukken daarbij de waarde van het calvinisme in de Nederlandse politiek [zie ook Van den Hemels op zijn dissertatie gebaseerde Calvinisme en politiek.Tussen verzet en berusting Amsterdam [Boom] 2009]. Politici zouden tegen het populisme een eigen politiek engagement moeten formuleren, waarin het onderscheid tussen religieus en niet-religieus er niet toe doet, maar dat tussen fundamentalistisch en niet-fundamentalistisch wel, zo besluit Van den Hemel het gesprek.
Een oproep tot Zivilcourage dus, jawel – maar niet van iemand van de befaamde ‘protestgeneratie’ van de babyboomers maar van de generatie daarna. De protestgeneratie, mijn eigen generatie, is pijnlijk afwezig in de hedendaagse gedachtevorming over democratie. Hebben de babyboomers na hun wilde jaren tijdens de jaren zestig/zeventig inderdaad vooral heel goed voor zichzelf gezorgd – een steeds vaker gehoord verwijt? Mogelijk, maar dan is het des te belangrijker is dat de ‘boomers’ de balans van hun eigen geschiedenis gaan opmaken. Alleen al vanwege het feit dat hun ‘protest’ de huidige samenleving in niet onbelangrijke mate beïnvloed heeft. Het streven naar participerende democratie uit de jaren zestig en zeventig bleef echter goeddeels onvervuld. Dat politieke streven is heden ten dage tegen de achtergrond van het opkomende populisme relevanter dan ooit. Daarbij gaat het op het politieke vlak eigenlijk niet zozeer om het onderscheid tussen fundamentalistisch en niet-fundamentalistisch, maar om het onderscheid tussen absolutistisch en niet-absolutistisch, dus om een engagement tegen ieder absolutisme, dus ook tegen het gevaar voor ‘volksabsolutisme’. Van den Hemel ageert in dit verband terecht tegen de mensonterende praktijken in de behandeling van illegalen onder door regerende partijen ten tijde de eerste driekabinetten Balkenende [i.c. de politiek van minister Verdonk]. ‘Zoiets kan niet worden getolereerd, zeker niet in de christelijke traditie’ aldus Van den Hemel. Het raakt aan wat de Sloveense marxistische filosoof Slavoj Zizek als het centrale antagonisme van het kapitalisme beschouwt , namelijk tussen insluiting en uitsluiting [zie o.m. Slavoj Zizek, Eerst als tragedie, dan als klucht Amsterdam [Boom] 2011] . Democratie kan alleen democratie genoemd worden als het een sociale democratie is. Sociale rechtvaardigheid en participerende vormen van democratie vormden indertijd in het gedachtegoed van menigeen uit de protestgeneratie een twee-eenheid. Die eenheid is relevanter dan ooit. De digitale informatierevolutie heeft heel veel in een stroomversnelling gebracht, niet in de laatste plaats op het gebied van politieke besluitvorming en de openbaarmaking daarvan – met alle nieuwe mogelijkheden én bedreigingen voor de democratie. Het is een informatieomwenteling met een vergelijkbare draagwijdte als de uitvinding van de boekdrukkunst, een half millennium geleden, en misschien nog veel verdergaand zoals het zich nu laat aanzien. De oorsprong van die informatierevolutie lag ook in de jaren zestig/zeventig…
Steven van Schuppen/ juli 2012
===Nieuw op de site:=================================================================
>>onder de knop: Verwalen is een kunst
>Digitaal dichtbundeltje zomer 2012 [bovenste titel op de titellijst]